Quiz Duits

Deutschlandquiz
1 / 55
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2,3

This lesson contains 55 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Deutschlandquiz

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Duits, wat weet je na een half jaar?
Wie heeft de meeste "Duitskennis"?
Er volgen nu een aantal vragen...
Viel Erfolg Veel succes
Und viel Spaß! En veel plezier!

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Heeft Duitsland een koning of koningin?
A
Ja!
B
Nein!
C
Keine Ahnung.
D
Das weiß ich wirklich nicht.

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Waar staat dit bekende Stadion?
A
Berlin
B
München
C
Köln
D
Dresden

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet dit bekende gebouw?
A
Berliner Dom
B
der Reichstag
C
Brandenburger Tor
D
Arc de Triomphe

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de kleuren van de Duitse vlag (van boven naar beneden)?
A
zwart-rood-geel
B
rood-zwart-geel
C
geel-zwart-rood
D
geel-rood-zwart

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord past erbij?
der Vater und ....
A
das Mädchen
B
die Hausnummer
C
die Mutter
D
die Adresse

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord past erbij?
der Junge und...
A
das Kind
B
das Mädchen
C
die Mutter
D
die E-Mail-Adresse

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

De letter: "ß" spreek je in het Duits uit als een:
A
f
B
b
C
s
D
ts

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

"Wie alt bist du?" betekent:
A
Hoe heet je?
B
Hoe oud ben je?
C
Waar woon je?

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Vul de juiste vorm in: "Ich _____ meine Hausaufgaben gemacht!" (haben)
(gebruik hoofdletters alleen als het nodig is!)

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Vul de juiste vorm in: "_____ du einen Bruder?" (haben)
(gebruik hoofdletters als het nodig is!)

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Vul de juiste vorm in:
"Ich ____ vierzehn Jahre alt." (sein)
(gebruik hoofdletters alleen als het nodig is!)

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Vul de juiste vorm in:
"Meine Eltern _____ leider geschieden." (sein)
(gebruik hoofdletters alleen als het nodig is!)

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Wat betekent: "gute Besserung!"?
A
goed gedaan!
B
veel succes!
C
beterschap!

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent: "immer"?

(gebruik hoofdletters alleen als het nodig is!)

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Wat betekent: "nie"?

(gebruik hoofdletters alleen als het nodig is!)

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

"Hast du Geschwister?" betekent:
A
Heb je een broer?
B
Heb je broers?
C
Heb je broers en/of zussen?
D
Heb je zussen?

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

De Umlaut (") kan in het Duits op de volgende letters:
A
a-u-o
B
a-u-o-e
C
a-u-o-e-i
D
a-e-o

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Er komt nu een sleepvraag..

Wat is de vertaling van de vraagwoorden? 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

hoe
waarom
waar
wanneer
wat
waarheen
wie
woher
warum
wo
wann
wer
wohin
was
wie
waarvandaan

Slide 21 - Drag question

This item has no instructions

Welk vraagwoord past in de zin?
"_____ wohnst du?"
A
Was
B
Wie
C
Wo
D
Wohin

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Welk vraagwoord past in de zin?
"_____ bist du so froh (=vrolijk)"?
A
Was
B
Wie
C
Woher
D
Warum

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Welk vraagwoord past in de zin?
"____ heißt du?"
A
Wie
B
Was
C
Wer
D
Woher

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Het Duitse voetbalteam wordt .. genoemd?
A
die Fußballspieler
B
die Mannschaft
C
das Team
D
die Verrückten

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de oudste stad van Duitsland?
A
Oldenburg
B
Berlin
C
Trier
D
Stuttgart

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wie zie je op de achtergrond?
A
Steffi Graf
B
Angela Merkel
C
Claudia Pechstein
D
Helene Fischer

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord past niet in het rijtje?

"das Auto - fahren - das Wetter - Führerschein"
A
das Auto
B
fahren
C
das Wetter
D
Führerschein

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord past niet in het rijtje?
"die Stadt - die Eltern -
besichtigen - Sehenswürdigkeiten"
A
die Stadt
B
die Eltern
C
besichtigen
D
Sehenswürdigkeiten

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Welke woorden schrijf je in het Duits met een Hoofdletter?
A
werkwoorden
B
bijvoeglijke naamwoorden
C
zelfstandige naamwoorden
D
bijwoorden

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

timer
0:20
Welke 6 automerken zijn van oorsprong Duits?

Slide 31 - Drag question

This item has no instructions

Welk snoepgoed komt uit Duitsland?
A
B
C
D

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Er komt nu een sleepvraag..
Hoe heten de feestdagen in het Duits?

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Pasen
Pinksteren
Kerst
Oud en nieuw
Pfingsten
Ostern
Weihnachten
Silvester

Slide 34 - Drag question

This item has no instructions

Noordrijn-Westfalen
Beieren
Sleeswijk Holstein
Berlijn

Slide 35 - Drag question

This item has no instructions

Welk getal zie je op het plaatje?
A
sechzehn
B
siebzehn
C
siebenzehn
D
siebzig

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Welk getal zie je op het plaatje?
A
zwanzig
B
Keine Ahnung
C
zweizig
D
tswantsig

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de hoofdstad van Oostenrijk? (schrijf het op in het Nederlands!)
(gebruik hoofdletters als het nodig is!)

Slide 38 - Open question

This item has no instructions

Wat betekent de eerste letter op de Duitse kentekenplaat?
A
Hoe oud de auto is
B
Hoeveel BTW betaald moet worden
C
Uit welke stad de auto van de eigenaar komt
D
Dat de auto goedgekeurd is

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Op welk plaatje zie je: "Lebkuchen"?
A
B
C
D

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Op welk plaatje zie je "Pommes"?
A
B
C
D

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Aan hoeveel landen grenst Duitsland?
A
6
B
8
C
9
D
10

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noemen de Duitser dit figuurtje?
A
Gartenzwerg
B
Gartenmann
C
Gartenkerlchen
D
Zaunkabalter.

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Amerikaner, Hamburger, Florentiner und Berliner sind nicht nur Menschen, sondern auch…
A
Nahrungsmittel (Man kann sie essen)
B
Hunderassen

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

"bellen" betekent in het Duits ...........
A
blaffen
B
roepen
C
schreeuwen
D
huilen

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

Wat krijg je als je in Duitsland een "Frikadelle" bestelt? Een ...
A
braadworst met saus
B
soort gehaktbal
C
broodje kroket
D
frikandel met mayo, curry en uitjes

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Welk landnummer moet je intoetsen als je naar Duitsland wilt bellen?
A
0049-
B
0031-
C
0032-
D
0044-

Slide 47 - Quiz

This item has no instructions

Duitsers betalen ook sinds 2002 met euro 's. Wat was daarvoor de munteenheid in Duitsland?
A
Das deutsche Pfund
B
Die deutsche Krone
C
Die deutsche Mark
D
Der deutsche Franken

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions

Welke uitvinder komt uit Duitsland?
A
Heinz ( Ketchup)
B
Levi Strauss ( Jeans)
C
Kellog ( Cornflakes)
D
Berliner( Grammophon)

Slide 49 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet de langste rivier in Duitsland?
A
Elbe
B
Ruhr
C
Rhein
D
Donau

Slide 50 - Quiz

This item has no instructions

Duitsland is niet ingedeeld in provincies, maar in deelstaten. Hoeveel deelstaten heeft Duitsland?
A
11
B
16
C
20

Slide 51 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het hoogste cijfer dat je in Duitsland op school kunt halen?
A
6
B
1
C
10

Slide 52 - Quiz

This item has no instructions

Slide 53 - Video

Naast zanger is Tobee ook tandarts!

Dat fantastische lied dat je net hoorde is van Tobee.
Hij is Schlagersänger, maar wat is zijn echte beroep? (zoek op internet en schrijf op in Nederlands, zonder hoofdletters)

Slide 54 - Open question

This item has no instructions

Slide 55 - Slide

This item has no instructions