Spelling: Woorden net als kanonnen en boterhammen

Spelling: Woorden net als kanonnen en boterhammen
1 / 12
next
Slide 1: Slide
SpellingLager onderwijs

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Spelling: Woorden net als kanonnen en boterhammen

Slide 1 - Slide

Waarmee hang jij de prenten op?
A
Ik hang de prenten op met magneten.
B
Met magneten

Slide 2 - Quiz

Waarmee ga jij de rivier afvaren?
A
Ik vaar de rivier af met de kano.
B
ik vaar de rivier af met de kano.

Slide 3 - Quiz

Waarvoor moet je oppassen?
A
Ik moet oppassen voor de kagel.
B
Ik moet oppassen voor de kachel.

Slide 4 - Quiz

Waar ga jij zaterdagvoormiddag naartoe?
A
Ik ga naar de markt.
B
Ik ga naar de winkel.

Slide 5 - Quiz

Wat ga jij deze middag eten?
A
boterhammen
B
Ik ga boterhammen eten.

Slide 6 - Quiz

Wie staat er vooraan in de klas?

A
De leerkracht staat vooraan in de klas.
B
De leerkragt staat vooraan in de klas.

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Link

Slide 9 - Link

Slide 10 - Link

Slide 11 - Link

Slide 12 - Link