H1.4 Alles wordt duurder (deel 1)

1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Herhalen 1.3
Waaraan geef je je geld uit???
Soorten uitgaven:
  • Huishoudelijke uitgaven
de alledaagse uitgaven voor je huishouden. (dagelijkse uitgaven)
  • vaste lasten
de uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen

  • incidentele uitgaven
meestal grote uitgaven die je niet zo vaak doet en niet met een vaste regelmaat
Vraag 30
blz 20

Slide 2 - Slide

herhalen 1.3
Voor de incidentele uitgaven kun je het beste geld reserveren
  • Geld opzij zetten waarvan je later bepaalde uitgaven kunt betalen

Slide 3 - Slide

Vraag 33
blz 33

Slide 4 - Slide

1.4 alles wordt duurder 
Koopkracht?
  • de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen
  • kun je altijd meer kopen als je inkomen stijgt????

Slide 5 - Slide

1.4 alles wordt duurder 
Inkomensstijging > prijsstijging
Koopkracht neemt toe
Inkomensstijging < prijsstijging
Koopkracht neemt af

Slide 6 - Slide

1.4 alles wordt duurder 
  • Om vergelijkingen te kunnen maken, moet je stijgingen en dalingen in percentages kunnen berekenen.

Slide 7 - Slide

1.4 alles wordt duurder 
  • Om vergelijkingen te kunnen maken, moet je stijgingen en dalingen in percentages kunnen berekenen.
  • Procentuele verandering:
oud(nieuwoud)100
waarvan.je.het.wilt.wetenverschil100

Slide 8 - Slide

1.4 alles wordt duurder 
  • CBS = Centraal Bureau voor de statistiek
  • CBS verzameld allerlei gegevens 
  • Zij berekenen elke maand of prijzen dalen of stijgen

Slide 9 - Slide

1.4 alles wordt duurder 
  • CBS berekend:
  • Inflatie
  • een algemene stijging van de prijzen
  • Deflatie
  • een algemene daling van de prijzen

Slide 10 - Slide

1.4 alles wordt duurder 

Slide 11 - Slide

CBS: ... stijgt voor derde maand op rij.
In maart was de prijsstijging voor consumenten nog 0,4%. De prijzen zijn vanaf februari iedere maand 0,2% meer toegenomen. Dit maakt het CBS vandaag bekend.
Welk woord moet op de ... komen?
A
inflatie
B
deflatie
C
koopkracht
D
prijsindexcijfer

Slide 12 - Quiz

Wanneer de lonen stijgen met 4%, maar de prijzen stijgen met 3%, dan neemt mijn koopkracht...
A
af met 3%.
B
toe met 3%.
C
af met 1%.
D
toe met 1%

Slide 13 - Quiz

Margo kreeg vorig jaar €75 kleedgeld per maand. Sinds dit jaar krijgt zij €85 kleedgeld per maand. Bereken de procentuele toename.
A
13,3%
B
13,5%
C
11,7%
D
11,8%

Slide 14 - Quiz

Wanneer er deflatie is, kan ik voor hetzelfde geld....
A
minder kopen.
B
meer kopen.

Slide 15 - Quiz

Maken
Opdr 6 tot en met 12 van 1.4

Slide 16 - Slide