Oefeningen beeldspraak. met antwoorden

Deze les
Herhaling beeldspraak. 

1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

Deze les
Herhaling beeldspraak. 

Slide 1 - Slide

Personificatie
Een levenloos object menselijke eigenschappen geven

‘ zo’n smal pad dat zijn eigen weg gaat zonder vooruit te beloven waarheen’

‘peilloos diepe boeken die van eeuwigheidsverlangen uit elkaar vallen’

Slide 2 - Slide

Metafoor
Object helemaal vervangen voor een beeld; spreekwoorden zijn vaak ook een metafoor

'Het leven is een weg met kuilen en hobbels.
'
'Haar ouderlijk huis is nog steeds een veilige haven.'

Slide 3 - Slide

Vergelijking
Twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken

'Die jongen is zo gek als een deur.
'
'Hij bibbert als een rietje in de wind.'

Slide 4 - Slide

Haal  uit onderstaande zinnen de juiste vorm van beeldspraak. Je kunt kiezen uit metafoor, metonymia, vergelijking en personificatie.  Noteer ook waar de beeldspraak zit. 
1. De auto's in de file bij Hedel kropen  met nog maar een paar kilometer per uur voort.
2. Tijdens de najaarsstorm stoeide de wind met de bladeren.
3. De leraar zat tijdens het proefwerk mistig  voor zich uit te kijken.
4. De docenten staken de koppen bij elkaar en besloten tot een revolutionaire oplossing voor het spijbelen.
5. Die stratenmaker heeft een paar handen als kolenschoppen.
6. De kamers in de jeugdherberg in Parijs leken wel een soort isoleercel.
7. Toen we op de alpenweide lagen, hoorden we in de verte een beekje murmelen.
8. Mijn dochter computerde altijd veel, maar tegenwoordig is ze meer een boekenwurm. 
9. Na de diploma-uitreiking hebben veel leerlingen het gevoel of de toekomst hen toelacht.
10. Voordat we met de bus vertrokken, moesten we eerst de neuzen nog even tellen.
11. Na afloop van de voordracht klapte de zaal  geruime tijd.
12. In de Gouden metafoor Eeuw bloeide de handel in Amsterdam als nooit te voren.

Slide 5 - Slide

Hieronder staan de antwoorden van de opdracht met beeldspraak. 
1. De auto's in de file bij Hedel kropen personificatie met nog maar een paar kilometer per uur voort.
2. Tijdens de najaarsstorm stoeide personificatie de wind met de bladeren.
3. De leraar zat tijdens het proefwerk mistig metafoor voor zich uit te kijken.
4. De docenten staken de koppen bij elkaar metonymia en besloten tot een revolutionaire oplossing voor het spijbelen.
5. Die stratenmaker heeft een paar handen als kolenschoppen vergelijking.
6. De kamers in de jeugdherberg in Parijs leken wel een soort isoleercel vergelijking.
7. Toen we op de alpenweide lagen, hoorden we in de verte een beekje murmelen personificatie.
8. Mijn dochter computerde altijd veel, maar tegenwoordig is ze meer een boekenwurm vergelijking.
9. Na de diploma-uitreiking hebben veel leerlingen het gevoel of de toekomst hen toelacht personificatie.
10. Voordat we met de bus vertrokken, moesten we eerst de neuzen metonymia nog even tellen.
11. Na afloop van de voordracht klapte de zaal metonymia geruime tijd.
12. In de Gouden metafoor Eeuw bloeide de handel in Amsterdam als nooit te voren.

Slide 6 - Slide

Synesthesie
Zintuigelijke waarnemingen vermengen

'het ruikt rood
'

'ik hoor de planten groeien'

Slide 7 - Slide

Haal uit onderstaande zinnen de vormen van beeldspraak. Kies uit: metafoor, vergelijking, metonymia, synesthesie en personificatie. Schrijf ook op waar de beeldspraak zit. 
1.Mijn hart zei me het voorstel maar te accepteren.
2.Met lood in zijn schoenen begon hij de wedstrijd.
3.Hij heeft zijn ijzers ondergebonden en is klaar voor de schaatstocht.
5.Het peleton is pas aan de voet  van de berg.
6.Die leraar gedroeg zich als een echte dictator.
7.Met rubber  is het veilig vrijen.
8.Toen hij dat geluid hoorde, greep de angst  hem bij de keel.
9.Als verdwaalde schapen liepen ze door het land.
10.Wil je nog een glaasje?


Slide 8 - Slide

Haal uit onderstaande zinnen de vormen van beeldspraak. Kies uit: metafoor, vergelijking, metonymia, synesthesie en personificatie. Schrijf ook op waar de beeldspraak zit. 
12.De nachten zijn daar bitter koud. 
13.Ik heb net twee Rembrandts gekocht.
14.De zon lachte ons toe.
15.Dat schaap  heeft zich weer beet laten nemen.
16.Zij liep als een gazelle over de baan.
17.Jij kijkt alsof je je laatste oortje versnoept hebt.
18.Hij vroeg de ouders de hand  van hun dochter.
19.Na zijn ontslag sprak hij bittere woorden.
20.In dat huis heeft de armoede haar intrek genomen.


Slide 9 - Slide

Hieronder staan de antwoorden van de opdracht met beeldspraak. 
1.Mijn hart zei me personificatie het voorstel maar te accepteren.
2.Met lood in zijn schoenen metafoor begon hij de wedstrijd.
3.Hij heeft zijn ijzers metonymia al ondergebonden en is klaar voor de schaatstocht.
5.Het peleton is pas aan de voet metafoor van de berg.
6.Die leraar gedroeg zich als een echte dictator vergelijking.
7.Met rubber metonymia is het veilig vrijen.
8.Toen hij dat geluid hoorde, greep de angst personificatie hem bij de keel.
9.Als verdwaalde schapen vergelijking liepen ze door het land.
10.Wil je nog een glaasje metonymia?


Slide 10 - Slide

Hieronder staan de antwoorden van de opdracht met beeldspraak. 
12.De nachten zijn daar bitter koud synesthesie.
13.Ik heb net twee Rembrandts metonymia gekocht.
14.De zon lachte ons toe personificatie.
15.Dat schaap metafoor heeft zich weer beet laten nemen.
16.Zij liep als een gazelle vergelijking over de baan.
17.Jij kijkt alsof je je laatste oortje versnoept hebt vergelijking.
18.Hij vroeg de ouders de hand metonymia van hun dochter.
19.Na zijn ontslag sprak hij bittere woorden synesthesie.
20.In dat huis heeft de armoede haar intrek genomen personificatie.


Slide 11 - Slide