This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 75 min
Items in this lesson
Workshop B2
Wederkerende werkwoorden
Slide 1 - Slide
Doelen
Ik begrijp de grammaticaregels bij wederkerende werkwoorden.
Ik kan het wederkerend voornaamwoord/werkwoord op de juiste
plaats in de zin zetten.
Ik kan zinnen schrijven met wederkerende werkwoorden.
Slide 2 - Slide
1. Wat is een kenmerk van een wederkerend werkwoord?
timer
1:00
Slide 3 - Open question
Kenmerken
Wederkerende werkwoorden bestaan uit twee delen:
- wederkerend voornaamwoord
- werkwoord
Voorbeelden:
zich voelen
zich inschrijven voor
zich verslapen
Slide 4 - Slide
Het wederkerend werkwoord
Het onderwerp en het lijdend voorwerp zijn dezelfde persoon:
- De handeling (lijdend voorwerp) keer terug naar de persoon
(het onderwerp) in de zin.
Hijverslaaptzich deze week voor de tweede keer.
Slide 5 - Slide
Verplicht en toevallig
Sommige werkwoorden zijnverplicht wederkerend: er staat dan altijd een wederkerend voornaamwoord in de zin. Bijvoorbeeld: zich vergissen, zich abonneren, zich voornemen, zich misdragen
Werkwoorden die zowel wederkerend, als niet-wederkerend kunnen zijn, noemen we toevallig wederkerend.
Bij toevallig wederkerende werkwoorden is er niet altijd een wederkerend voornaamwoord in de zin aanwezig. Bijvoorbeeld: wassen/ zich wassen, scheren/ zich scheren
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
2. Welke wederkerende voornaamwoorden ken je?
timer
1:00
Slide 8 - Open question
Slide 9 - Slide
De plaats van het wederkerend voornaamwoord
In de hoofdzin: na het eerste werkwoord
Ik douchme elke morgen. Hij heeftzich deze week voor de tweede keer verslapen. Zij herinnertzich haar eigen telefoonnummer niet. Je moet je niet zo aan hem ergeren.
Slide 10 - Slide
De plaats van het wederkerend voornaamwoord
Bij inversie in de hoofdzin: na het onderwerp
Gisteren meldde hijzich ziek. Volgende week ga ikme opgeven voor een cursus Italiaans. Vanochtend wilde hijzich niet douchen.
Slide 11 - Slide
De plaats van het wederkerend voornaamwoord
In de bijzin: na het onderwerp
Hij zegt dat hijzich bij die beslissing heeft neergelegd. Nadat ik me goed had voorbereid, ging ik examen doen. Hij zei dat hij zich niets van het ongeluk kon herinneren.
Slide 12 - Slide
De plaats van het wederkerend voornaamwoord
Opdracht:
Zet het wederkerend voornaamwoord op de juiste plaats in de zin.
Slide 13 - Slide
1. Zij kan haar vriendin van de basisschool nog goed herinneren.
timer
1:00
Slide 14 - Open question
2. Volgens mij heeft hij vandaag niet geschoren.
timer
1:00
Slide 15 - Open question
3. Fatima zegt dat ze in de tijd heeft vergist.
timer
1:00
Slide 16 - Open question
4. Ze hebben vanochtend niet gedoucht.
timer
1:00
Slide 17 - Open question
5. Hebben jullie al voor de nieuwe cursus ingeschreven?
timer
1:00
Slide 18 - Open question
6. We hebben goed op het examen voorbereid.
timer
1:00
Slide 19 - Open question
7. Dit weekend hebben we prima geamuseerd.
timer
1:00
Slide 20 - Open question
8. Mijn vader hield altijd aan de verkeersregels.
timer
1:00
Slide 21 - Open question
9. Omdat hij voor kunst interesseert, is hij naar het Rijksmuseum geweest.
timer
1:00
Slide 22 - Open question
10. Waarom schaam je voor het resultaat van de test?
timer
1:00
Slide 23 - Open question
Vragen beantwoorden
Opdracht:
Bedenk een antwoord op de volgende vragen.
Slide 24 - Slide
Vragen
Waaraan erger je je het meest?
Herinner je je eerste docent in Nederland nog?
Waar bemoei je je weleens mee?
Hoe bereid je je voor op een werkdag?
Erger je je weleens aan je buren? Zo ja, waarom?
Maak je je weleens zorgen? Zo ja, waarover?
Waar verbaas je je het meest over in Nederland?
Hoe vermaak je je met een weekendje niets doen?
Wanneer heb je je voor het laatst verslapen?
timer
10:00
Slide 25 - Slide
Zinnen schrijven - 1
Opdracht:
Bekijk de afbeeldingen.
Bedenk een zin of een vraag bij de afbeeldingen.
Gebruik de woorden bij de afbeeldingen.
Bespreek de zinnen met een andere cursist.
Slide 26 - Slide
Zinnen schrijven - 2
Opdracht:
Bekijk de afbeelding.
Beantwoord de vragen 1 t/m 5.
Gebruik een wederkerend werkwoord.
Bespreek je zinnen met een andere cursist.
Slide 27 - Slide
Zinnen schrijven - 3
Opdracht:
Maak zinnen met de woorden en wederkerende werkwoorden op de volgende pagina's.
Let op: je hebt 1 minuut!
Slide 28 - Slide
1. zich opgeven voor + dansles
timer
1:30
Slide 29 - Open question
2. zich afmelden bij + de cursus
timer
1:30
Slide 30 - Open question
3. zich boos maken over + het besluit
timer
1:30
Slide 31 - Open question
4. zich voorbereiden op + de les
timer
1:30
Slide 32 - Open question
5. zich afzetten tegen + de demonstranten
timer
1:30
Slide 33 - Open question
6. zich aanpassen aan + de cultuur
timer
1:30
Slide 34 - Open question
7. zich neerleggen bij + het conflict
timer
1:30
Slide 35 - Open question
8. zich vermaken met + de film
timer
1:30
Slide 36 - Open question
9. zich abonneren op + het filmhuis
timer
1:30
Slide 37 - Open question
10. zich bezighouden met + zijn studie
timer
1:30
Slide 38 - Open question
Terugkijken
Welke grammaticaregels over wederkerende werkwoorden ken je nu?