5 havo thema vertering basisstof 3

Chemische vertering
basisstof 3 bvj
1 / 17
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Chemische vertering
basisstof 3 bvj

Slide 1 - Slide

Nodige kennis...
  • 6 voedingsstoffen
  • organen van het verteringsstelsel
  • hoe aminozuren, vetzuren/glycerol gedissimileerd worden

Slide 2 - Slide

Wat kom je tegen:
- je leert dat verschillende verteringssappen meerdere functies vervullen,
- je leert mechanische en chemische vertering herkennen,
- je leert enzymen herkennen en hoe je BINAS goed inzet,
- je leert het verschil tussen een pro-enzym en een enzym.

Slide 3 - Slide

Vertering
Vertering is niet nodig voor:
  • water
  • mineralen
  • vitamines
  • glucose
  • aminozuren
  • vetzuren
  • glycerol

Slide 4 - Slide

Vertering
Wel nodig voor:
  • Vetten                               > vetzuren en glycerol
  • Eiwitten                              > aminozuren
  • Koolhydraten (meeste) > glucose

Deze organische stoffen zijn door voortgezette assimilatie ontstaan. 
Dit moet (grotendeels) ongedaan worden gemaakt.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Wat is de functie van deze verschillende voedingstoffen? Sleep de functie naar de juiste voedinsstof.
Koolhydraten
Eiwitten
Vetten
Water en vezels
Brandstof voor het lichaam
Bouwstoffen voor het lichaam
Brandstof en bevat vitamines
verzadigd gevoel en vochtbalans

Slide 7 - Drag question

Wat voor soort vertering is kauwen
A
mechanische
B
chemische
C
peristaltische

Slide 8 - Quiz

Wat gebeurd er als je slikt
A
Strottenklepje zorgt dat voedsel niet in de luchtpijp komt
B
De huig zorgt dat voedsel niet in de neus komt
C
De huig houd het voedsel tegen en de strottenklepje valt dicht
D
Voedsel komt niet in de luchtpijp door de huig

Slide 9 - Quiz

In je maag begint de vertering van eiwitten. Wat blijft er over van het eiwit na deze vertering
A
lange polypetidenketens
B
korte polypeptideketens
C
di- en tripeptiden
D
aminozuren

Slide 10 - Quiz

Gal wordt in de lever gemaakt, het emulgeert vetten. Wat betekent dat?
A
dat vetten worden afgebroken
B
dat vetten worden verteerd.
C
dat vetten in kleine druppels wordt opgesplitst
D
de vetten worden opgenomen

Slide 11 - Quiz

Enzymen
Enzymen zijn speciale eiwitten die processen versnellen. Verteringseiwitten helpen bij het afbreken van stoffen.

Zij binden aan een substraat, verbreken bindingen en zo ontstaat een product.

Enzymen moeten er wel bij kunnen!

Slide 12 - Slide

Enzymen
Bedenk:
  • Enzymen worden niet verbruikt, ze blijven hun werk doen.
  • Enzymen zijn eiwitten, dus kunnen ook elkaar (of lichaamseigen) verteren. Oplossing: pro-enzymen.
  • Enzymen werken het best bij een bepaalde temperatuur en zuurgraad.
  • Naam enzym begint met naam substraat. Eindigt op -ase.
    Sacharose verteert door enzym sacharase. 


Slide 13 - Slide

BINAS
Wil je:
... weten door welk enzym iets verteerd wordt? - BINAS 82E
... weten in welke stappen vertering gaat? - BINAS 82G
.. weten wat er in een verteringssap zit? - BINAS 82F
.. weten wat het pH optimum is van een enzym? - BINAS 82E

Slide 14 - Slide

Waar komen de enzymen in voor? Koppel ze aan elkaar! Let op 1 antwoord komt twee keer voor!!
Amylase
Pepsine
Lipasen
Proteïnasen
Lactase
dunne darm
aalvleeskliersap
speeksel
maag

Slide 15 - Drag question

Wel of niet verteren?
Moeten deze voedingsstoffen wel of niet worden verteerd?
wel verteren
niet verteren
koolhydraten
eiwitten
mineralen
vitaminen
vetten
water
voedingsvezels

Slide 16 - Drag question

Wat is de functie van amylase?
A
enzym dat kleine eiwitten afbreekt
B
enzymen die vetten afbreken
C
enzym dat zetmeel afbreekt.
D
enzym dat melksuiker afbreekt

Slide 17 - Quiz