Persoonsvorm

Hoe kun je de persoonsvorm vinden?
-  Je maakt de zin vragend (vraagproef)
- Je veranderd de tijd van de zin (tijdproef)
- Zet de zin in enkel/meervoud (getalsproef)
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoe kun je de persoonsvorm vinden?
-  Je maakt de zin vragend (vraagproef)
- Je veranderd de tijd van de zin (tijdproef)
- Zet de zin in enkel/meervoud (getalsproef)

Slide 1 - Slide

Wat is een persoonsvorm?
Het is een werkwoord (doe woord)


Slide 2 - Slide

Wat is de pv?
Mijn moeder moppert vaak.
A
moeder
B
moppert
C
mijn

Slide 3 - Quiz

Wat is de pv?
Dat kind loopt de hele dag te huilen.
A
dat
B
huilen
C
loopt

Slide 4 - Quiz

Wat is de pv?
Gisteren was de film te laat afgelopen.
A
was
B
de
C
afgelopen

Slide 5 - Quiz

De persoonsvorm hoort altijd bij het werkwoordelijk gezegde.
A
goed
B
fout

Slide 6 - Quiz

Wat is een persoonsvorm altijd?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 7 - Quiz

Er zijn drie manieren om de persoonsvorm te vinden, welke is NIET juist?
A
Vraagzin van maken
B
Tijd veranderen
C
Altijd het eerste woord kiezen
D
Hoeveelheid veranderen, meervoud/enkelvoud

Slide 8 - Quiz

Wat is de pv?
Francina maakte veel grappen.
A
grappen
B
maakte
C
school
D
veel

Slide 9 - Quiz

Wat is de pv?
Jacob wil heel graag gamen.
A
Jacob
B
gamen
C
wil
D
graag

Slide 10 - Quiz

Wat weet je over de persoonsvorm?

Slide 11 - Mind map

Weet je nu wat de persoonsvorm is?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz