De concentratie van alle opgeloste stoffen in de vloeistof. De osmolariteit bepaalt of een vloeistof isotoon, hypertoon of hypotoon is.
Isotoon = Infuusvloeistof en lichaamsvocht zijn gelijk
(NaCl 0,9%, Glucose 5%, Ringerlactaat)
Hypertoon = Infuusvloeistof heeft hogere osmolariteit dan het lichaamsvocht.
(Glucose 10/15/20/30%, NaCl 3 en 5%)
Hypotoon = Infuusvloeistof heeft lagere osmolariteit dan het lichaamsvocht.
(Steriel water)