H5 Rekenen - 4mavo

klas 4 Rekenen
Hoofdstuk 5, rekenen
1 / 51
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

klas 4 Rekenen
Hoofdstuk 5, rekenen

Slide 1 - Slide

Programma
  • Huiswerk bespreken?
  • Herhaling H5 met vragen
  • Zelfwerkzaamheid
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

vuistregels

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Slide

Afronden
  • Afronden op decimalen
  • Afronden op tientallen, honderdtallen, etc.
  • Verstandig afronden 

Slide 6 - Slide

Hoe moet ik afronden?

Slide 7 - Slide

Afronden decimale getallen
  • mensen en dieren -> logisch nadenken

-> gewone afrondregels!!!
  • geld -> twee decimalen
  • contant afronden op 0,05
  • hoeken op hele graden
  • procenten -> een decimaal
  • meters -> twee decimalen
  • antwoorden in een decimaal meer als de gegevens

Slide 8 - Slide

Afronden decimale getallen
3,34256

Afronden op het hele getal
Afronden op 1 decimaal
Afronden op 2 decimalen
Afronden op 3 decimalen

1 min de tijd

Slide 9 - Slide

Afronden op decimale getallen
Voorbeelden:
Afronden op 1 decimaal                        Afronden op 3 decimalen
a.   12,62                                                        e.   300,3033
b.   3,091                                                        f.    348,999

Afronden op 2 decimalen
c.   83,799
d.   737,120

Slide 10 - Slide

Afronden 
Soms wil je afronden op tientallen, honderdtallen, duizendtallen etc.
Afronden op honderdtallen:
879324

97327501
Afronden op duizendtallen:
6489260

825347599

Slide 11 - Slide

Wetenschappelijke notatie
Wetenschappelijke notatie is een heel groot of heel klein getal opgeschreven als macht van tien.
Hierbij ligt het eerste getal altijd tussen 1 en 10.

Grote getallen -> komma naar links schuiven
Kleine getallen -> komma naar rechts schuiven

Dus 4 532 000 wordt 4,532 x 10^6

of 0,005 87 wordt 5,87 x 10^-3




Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Wat is het gewone getal van ? ( 7,5 x 10^9)
19
7,5109
A
7,5 miljoen
B
7 500 000 000
C
75 000 000 000
D
7,5 miljard

Slide 14 - Quiz

Schrijf 43 miljard 678 miljoen 450 duizend en één als gewoon getal.
En daarna in de wetenschappelijke notatie (getal vóór de macht afgerond op 2 decimalen).

Slide 15 - Open question

Zet in wetenschappelijk notatie,
Welk getal staat op de plaats van het ? 56000 = 5,6 x 10 ^?
A
4
B
3
C
6
D
5

Slide 16 - Quiz

Zet in wetenschappelijk notatie:
Welk getal staat op de plaats van het ?12300000 = 1,23 x 10 ^?
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 17 - Quiz

Wat is de wetenschappelijke notatie van:
0,000 009
21
A
0,9 x 10 ^ -9
B
9 x 10 ^ -9
C
0,9 x 10 ^ -6
D
9 x 10 ^ -6

Slide 18 - Quiz

Zet in wetenschappelijk notatie:
Welk getal staat op de plaats van het ?0,00032 = 3,2 x 10 ^?
A
-3
B
-4
C
3
D
4

Slide 19 - Quiz

Zet in wetenschappelijk notatie:
Welk getal staat op de plaats van het ?0,00002 = 2 x 10 ^?
A
-3
B
-4
C
-5
D
-6

Slide 20 - Quiz

Wetenschappelijk notatie:
234512 = 2,35 x 10
5
A
goed
B
fout

Slide 21 - Quiz

Wetenschappelijk notatie:
0,00063 = 6,3 x 10
4
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quiz

Wetenschappelijk notatie:
0,000019 = 1,9 x 10
-5
A
goed
B
fout

Slide 23 - Quiz

Procenten
%
100
aantal
totaal
deel
%
100
aantal
oud
nieuw
prijs met btw = 121%
promille = 1000

kijk goed welke deel
je van de tabel gaat invullen

De meest gevulde rij
terugrekenen naar 1

Slide 24 - Slide

%
100
Euro

Slide 25 - Slide

%
100
Euro

Slide 26 - Slide

Eenheden van tijd

Slide 27 - Slide

Rekenen met tijd
48:30:16 uur betekent:
48 uur; 30 minuten; 16 seconden

maar LET OP:
36:18,5 minuten betekent:
36 minuten; 18,5 seconden

Slide 28 - Slide

0,6 uur = ... minuten
1

Slide 29 - Open question

17 280 seconden = ... uur
2

Slide 30 - Open question

5.2
Rekenen met snelheid

Slide 31 - Slide

De damesestafette ploeg heeft op het WK zwemmen goud veroverd op de 4 x 100m vrije slag in een tijd van 3:41,72.
Wat was hun tijd in seconden?
3
A
3,41 seconden
B
204,6 seconden
C
221,72 seconden
D
205,032 seconden

Slide 32 - Quiz

De damesestafette ploeg heeft op het WK zwemmen
goud veroverd op de 4 x 100m vrije slag.
Na 110 seconden was de wissel van de derde zwemster.
Wat was de gemiddelde snelheid in de eerste helft van de wedstrijd in m/s?
4
A
0,55 m/s
B
1,8 m/s
C
1,98 m/s
D
3,6 m/s

Slide 33 - Quiz

72 km/uur = ... m/s
5

Slide 34 - Open question

4 m/s = ... km/uur
6

Slide 35 - Open question

Met de motor is de afstand maar 60 km.
Volgens google doet Rob er 50 minuten over.
Wat is zijn gemiddelde snelheid in km/uur?
8

Slide 36 - Open question

lengte &
Oppervlakte &
inhoud
1 centi are (ca) = 1 m2
1 are = 100 m2
1 hectare (ha) = 10 000 m2

1 dm3 = 1 liter
1 hl (hecto liter) = 100 liter
1 m3 (kuub) = 1 000 dm3 = 1 000 liter
1 liter = 10 dl (deci liter)
           = 100 cl (centi liter)
           = 1 000 ml (milli liter)


Slide 37 - Slide

Ezelsbruggetje:
ALS DE MAAT KLEINER WORDT ,  WORDT HET GETAL GROTER
(en andersom)
van HA naar ARE
HA is Groot---ARE is klein
(2 stappen dus  x 100)
2 HA = 200 ARE

Slide 38 - Slide

1,5 m³ = .... liter
9

Slide 39 - Open question

0,78 ha = .... m2
10

Slide 40 - Open question

2 are = .... ha
11

Slide 41 - Open question

Hoeveel m² is de oppervlakte het huis hiernaast?
12

Slide 42 - Open question

In de tuin komt een zwembad.
Het zwembad is 10 meter lang, 3,5 meter breed en 20 dm diep.
Het wordt voor 7/8 deel met water gevuld.
Hoeveel liter water gaat er in het zwembad?
13

Slide 43 - Open question

5.5
Gewicht
1 ton = 1 000 kg
1 kg   = 1 000 gram
1 gr    = 1 000 mg (milli gram)
Algemeen:

  • hecto = honderd
  • kilo = duizend




Slide 44 - Slide

Ezelsbruggetje:
ALS DE MAAT KLEINER WORDT ,  WORDT HET GETAL GROTER
(en andersom)
van Kg naar Gram
Kg is Groot---Gram is klein  
(3stappen dus x1000)
2 Kg = 2000 Gram

Slide 45 - Slide

2,3 kg = ... gram
14

Slide 46 - Open question

4 500 kg = ... ton
15

Slide 47 - Open question

150 000 mg = ... kg
16

Slide 48 - Open question

Eikenhout heeft een soortelijke massa van 0,7 kg/dm3.
Een gezaagde boom heeft de vorm van een balk en is 2 meter lang, 0,5 meter breed en 20 cm dik.
Hoeveel kg weegt deze balk?
17

Slide 49 - Open question

Slide 50 - Slide

Zelfwerkzaamheid
alle opdrachten van hoofdstuk 5 afmaken en nakijken
1 t/m 88

Slide 51 - Slide