H2 Naar een industriële samenleving bk

Herhaling 
H2 Naar een industriële samenleving 
1 / 39
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Herhaling 
H2 Naar een industriële samenleving 

Slide 1 - Slide

Tijd van burgers en stoommachines
Tijd van wereldoorlogen
Tijd van televisie en computers
1800 - 1900
1900 - 1950
1950 - 2000

Slide 2 - Drag question

Uit welke landen bestond het Koninkrijk der Nederlanden in 1815?
A
Nederland en Duitsland
B
Nederland en Friesland
C
Nederland en België
D
Nederland, België en Luxemburg

Slide 3 - Quiz

Wie was het staatshoofd in 1815?
A
Willem I
B
Willem II
C
Leopold
D
Willem van Oranje

Slide 4 - Quiz

Wat is een constitutionele monarchie?
A
Een land met een koning
B
Een land met een grondwet
C
Een land met een gekozen president
D
Een land met een koning en een grondwet

Slide 5 - Quiz

De regering
Het Parlement
Ministers
Koning
Eerste Kamer
Tweede Kamer

Slide 6 - Drag question

Het Parlement bestaat uit...
A
De Eerste en Tweede Kamer
B
Koning en Ministers
C
Ministers en staatssecretarissen

Slide 7 - Quiz

Wat hoort niet bij Nederland voor 1848?
A
De koning is de leider van de regering
B
Het parlement bepaalt wie er in de regering zit
C
De koning kiest de leden van de Tweede Kamer
D
Ministers worden gekozen door de koning

Slide 8 - Quiz

Liberalen
Conservatieven
"Ik wil dat de overheid zich niet bemoeit met mijn bedrijf."
"Het koningshuis moet blijven, omdat dit bij Nederland hoort.
"In het parlement moeten vooral veel mensen van adel zitten, want dit is hoe het altijd is geweest."
"Ik wil dat niet alleen mensen van adel kiesrecht hebben, maar ook anderen."

Slide 9 - Drag question

Wat was geen verandering in de Grondwet van Thorbecke?
A
Vrouwen mochten stemmen
B
Het Parlement kreeg meer te zeggen
C
De Eerste Kamer werd gekozen door de provincie
D
Meer vrijheid voor gewone burgers

Slide 10 - Quiz

Hoe noem je de verenigingen die ontevreden arbeiders oprichtten?
A
Vakbonden
B
Sociale kwestie
C
Kinderwetje
D
Grondwet

Slide 11 - Quiz

Vanaf welke leeftijd mochten kinderen werken volgens het Kinderwetje van Houten?
A
10 jaar
B
12 jaar
C
16 jaar
D
18 jaar

Slide 12 - Quiz

Kinderwetje van Houten
Leerplicht
België onafhankelijk
Nederland wordt een constitutionele monarchie
Grondwet van Thorbecke
Nieuwe wetten, zoals verbod ongezonde huizen

Slide 13 - Drag question

Aletta Jacobs heeft ervoor gezorgd dat...

Slide 14 - Open question

Voor 1815 was er alleen kiesrecht voor:
A
Mannen
B
Vrouwen met een hoog inkomen
C
Mannen met een hoog inkomen
D
Vrouwen

Slide 15 - Quiz

Voor alle rijke mannen boven de 23 jaar.
Alle mannen boven de 23 jaar. Je kon wel op een vrouw stemmen.
Alle volwassenen konden stemmen, man en vrouw. Algemeen kiesrecht.
Alle vrouwen konden stemmen, mannen waren uitgesloten.
Alle rijke vrouwen boven de 23 jaar.

Slide 16 - Drag question

Heel Nederland kan je opdelen in twee soorten scholen:
A
Kleuterscholen en Universiteiten
B
VMBO en MBO scholen
C
Christelijke en Islamitische scholen
D
Openbare en bijzondere scholen

Slide 17 - Quiz

Islamitische school.
Christelijke school
Geen godsdienst.
Betaald door de overheid
Confessionelen

Slide 18 - Drag question

Wat zijn socialisten?
A
Mensen met een bepaalde godsdienst
B
Mensen die meer gelijkheid voor arbeiders wilden
C
Mensen die alles wilden houden zoals het was.

Slide 19 - Quiz

Feministen zijn ....
A
Mannen die opkomen voor hun rechten
B
Mensen die opkomen voor hun rechten
C
Mensen die opkomen voor rechten van mannen
D
Mensen die opkomen voor rechten van vrouwen

Slide 20 - Quiz

Mensen die in de politiek uitgaan van het geloof noemen we...
A
Liberalen
B
Conservatieven
C
Confessionelen
D
Socialisten

Slide 21 - Quiz

Als je gaat stemmen tijdens verkiezingen noem je dit...
A
Actief kiesrecht
B
Passief kiesrecht
C
Activerende kiesrecht
D
Klassenjustitie

Slide 22 - Quiz

In Nederland mag je stemmen als je ……… bent en een Nederlands paspoort hebt.
Welke getal is weggelaten?

A
16
B
18
C
21

Slide 23 - Quiz

Een ander woord voor een stoel in de Tweede Kamer, is...

Slide 24 - Open question

Hoeveel zetels moet je hebben voor een meerderheid van de Tweede Kamer?
A
38
B
75
C
76
D
150

Slide 25 - Quiz

De naam van nieuwe ministerpresident is:
A
Dick Berlijn
B
Jaap de Hoop Scheffer
C
Fred Teeven
D
Dick Schoof

Slide 26 - Quiz

Van welke partij is Dick Schoof lid?
A
PVV
B
NSC
C
PvdA
D
Geen

Slide 27 - Quiz

Het kabinet
De regering
Het Parlement
Ministers
Ministers
Koning
Eerste Kamer
Tweede Kamer
Staatssecretarissen

Slide 28 - Drag question

Hoeveel leden zitten er in de Eerste Kamer?
A
75
B
76
C
100
D
150

Slide 29 - Quiz

75 zetels
150 zetels
100 zetels
Direct gekozen door het volk
Indirect gekozen door het volk

Slide 30 - Drag question

Nederland heeft....provincies.
A
10
B
11
C
12
D
13

Slide 31 - Quiz

Waaraan geeft een commissaris van de Koning leiding?
A
aan de hoofdstad
B
aan een gemeente met meer dan 100.000 inwoners
C
aan een groep van 10 gemeenten
D
aan een provincie

Slide 32 - Quiz

De Tweede Kamer van de provincie noemen we...
A
Gedeputeerde Staten
B
Provinciale Staten
C
Commisaris van de Koning
D
B&W

Slide 33 - Quiz

Bedenkt wat er moet gebeuren
Controleert hoe het is uitgevoerd
Voert de plannen uit

Slide 34 - Drag question

B&W staat voor...

Slide 35 - Open question

Een gemeente heeft gekozen volksvertegenwoordigers.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quiz

De gemeenteraad wordt eens in de....jaar gekozen.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 37 - Quiz

Koning
Burgemeester
Parlement
Commissaris van de Koning
college van burgemeester en wethouders 
Provinciale Staten
Ministers 

Slide 38 - Drag question

Waar is de burgemeester verantwoordelijk voor in een gemeente?

Slide 39 - Open question