De werkwoorden

De werkwoorden
passé composé
1 / 24
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

De werkwoorden
passé composé

Slide 1 - Slide

het onderwerp
Het werkwoord past zich aan aan het onderwerp.
Gaan = aller
jij gaat=  Tu as
wij gaan=  nous allons

Slide 2 - Slide

Wat is het onderwerp?

elle marche vite
A
elle
B
marche
C
vite

Slide 3 - Quiz

Wat is het werkwoord?

elle marche vite
A
marche
B
vite
C
elle

Slide 4 - Quiz

Vertaal in het Nederlands.
Hij koopt een boek.

Slide 5 - Open question

Het voltooid deelwoord
Hij is geweest.     il a été
Een voltooid deelwoord heeft altijd 2 werkwoorden  en het eerste werkwoord is een vorm van être of avoir ( zijn of hebben)

Slide 6 - Slide

ik ben gegaan

vertaal in het Frans?

Slide 7 - Open question

Wij hebben gekocht
vertaal in het Frans.

Slide 8 - Open question

Zij zijn gegaan
vertaal in het frans

Slide 9 - Open question

hebben ( vertaal in het frans)
ik heb
jij hebt
zij heeft
wij hebben
jullie hebben
zij hebben

Slide 10 - Open question

zijn ( vertaal in het Frans)
ik ben
jij bent
hij is
wij zijn
jullie zijn
zij zijn

Slide 11 - Open question

vertaal ( parler, praten)

zij hebben gepraat
wij hebben gepraat


Slide 12 - Open question

-ir en -re

voltooid deelwoord van werkwoorden met -ir maak je door achter de stam te zetten
choisir = choisi

Voltooid deelwoord van werkwoorden met -re maak je door achter de stam - u te zetten.
attendre = attendu

Slide 13 - Slide

vertaal ( choisir, kiezen)

ik heb gekozen
hij heeft gekozen

Slide 14 - Open question

vertaal ( attendre, wachten)

wij hebben gewacht
zij heeft gewacht

Slide 15 - Open question

Wat is de goede vertaling

ik heb verkocht
A
j'ai vendé
B
j'ai vendu
C
j'ai vendi

Slide 16 - Quiz

Wat is de goede vertaling

wij hebben geslapen
A
nous avons dormu
B
nous avons dormé
C
nous avons dormi

Slide 17 - Quiz

onregelmatige werkwoorden
Het voltooid deelwoord van avoir, être,faire en prendre is onregelmatig.

avoir = j'ai eu ( ik heb gehad)
être = j'ai été ( ik ben geweest)
faire= j'ai fait ( ik heb gedaan)
prendre= j'ai pris ( ik heb genomen)

Slide 18 - Slide

vertaal
ik heb ijs gehad.

Slide 19 - Open question

vertaal

Ik ben op vakantie geweest

Slide 20 - Open question

vertaal
ik heb huiswerk gemaakt.

Slide 21 - Open question

vertaal
ik heb de trein genomen

Slide 22 - Open question

vertaal

Zij is naar Frankrijk gegaan.

Slide 23 - Open question

vertaal
hij is een week gebleven.

Slide 24 - Open question