Lowan thema 2 Het lichaam dag 3

het lichaam
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1,2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

het lichaam

Slide 1 - Slide

Wat ga ik leren?
nieuwe woorden bij thema het lichaam
werkwoord zijn

Slide 2 - Slide

Luister goed en zeg het woord na.

Slide 3 - Slide

de tand

Slide 4 - Slide

de kies

Slide 5 - Slide

het gebit

Slide 6 - Slide

de tong

Slide 7 - Slide

de keel

Slide 8 - Slide

de nek

Slide 9 - Slide

de schouder

Slide 10 - Slide

de arm

Slide 11 - Slide

de elleboog

Slide 12 - Slide

de hand

Slide 13 - Slide

de vinger

Slide 14 - Slide

de borst

Slide 15 - Slide

de buik

Slide 16 - Slide

de heup

Slide 17 - Slide


maak de werkbladen

klaar?

nieuwe werkbladen

Slide 18 - Slide

tellen 20-100

Slide 19 - Slide

10 = tien
20 = twintig
30 = dertig
40 = veertig
50 = vijftig
60 = zestig
70 = zeventig
80 = tachtig
90 = negentig
66
33
84
45
12
31
82
78
29

Slide 20 - Slide

spreekoefening in tweetallen
hoeveel?

Slide 21 - Slide

BINGO!

Slide 22 - Slide



Au!

Wat is er?
Pijn in mijn rug, die tas was te zwaar.

Au!
Wat is er?
Was uien aan het snijden en ik sneed in mijn vinger.

Au!
Wat is er?
Ik heb buikpijn, ik denk dat ik buikgriep heb.

Au!
Wat heb je?
Ik heb mijn hoofd gestoten, nu heb zo’n hoofdpijn.

















Au!
Wat gebeurt er?
Ik heb mijn enkel verzwikt, ik sprong van de stoel.

Au!
Wat is er?
Was thee aan het zetten en brandde mijn hand.

Au!
Wat heb je?
Ik waste mijn haar en kreeg zeep in mijn ogen.

Au!
Wat nu weer?
Ik heb zoveel gesnoept, ik heb last van mijn maag.












Slide 23 - Slide



Au!

Wat is er?
Pijn in mijn ..., die tas was te zwaar.

Au!
Wat is er?
Was uien aan het snijden en ik sneed in mijn ....

Au!
Wat is er?
Ik heb ..., ik denk dat ik buikgriep heb.

Au!
Wat heb je?
Ik heb mijn ... gestoten, nu heb zo’n hoofdpijn.
















Au!
Wat gebeurt er?
Ik heb mijn enkel verzwikt, ik sprong van de ....

Au!
Wat is er?
Was ... aan het zetten en brandde mijn  ....

Au!
Wat heb je?
Ik waste mijn ... en kreeg zeep in mijn  ....

Au!
Wat nu weer?
Ik heb zoveel gesnoept, ik heb ... van mijn maag.












Slide 24 - Slide

vraagwoorden
wie? -> mens
waar? -> plaats
wat? -> ding
wanneer? -> dag, tijd
hoeveel? -> getal

Slide 25 - Slide

A

1. Wie ben je?
2. Waar woon je?
3. Hoeveel dagen heeft een week?
4. Wat lees je?
5. Wanneer ga je naar school?
6. Hoeveel pennen heb je?
7. Wanneer is het weekend?
8. Hoeveel fietsen heb je?

B

1. Wat is je naam?
2. Wie is je docent?
3. Hoeveel dagen ga je naar school?
4. Wat leer je op school?
5. Waar is de docent?
6. Hoeveel meisjes/jongens zijn hier?
7. Wie is vandaag niet op school?
8. Wanneer ben je jarig?

Slide 26 - Slide

Ik begrijp hoe ik iets kan vragen
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Ik kan tot 100 tellen
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll