2BK H5 lezen oefentoets

Nederlands
Oefentoets lezen h 5
Talent Max
2BK
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands
Oefentoets lezen h 5
Talent Max
2BK

Slide 1 - Slide

Manieren van lezen
3 vragen

Slide 2 - Slide

Morgen heb ik mijn theorietoets voor mijn scooterrijbewijs. Welke manier van lezen heb ik gebruikt als voorbereiding?
A
Verkennend lezen
B
Nauwkeurig lezen
C
Zoekend lezen

Slide 3 - Quiz

Ik ben op zoek naar een nieuwe Netflix serie. Welke manier van lezen pas ik toe?
A
Verkennend lezen
B
Nauwkeurig lezen
C
Zoekend lezen

Slide 4 - Quiz

De docent laat een lijst rondgaan met de cijfers van de laatste toets. Welke leesmanier pas ik toe?
A
Verkennend lezen
B
Nauwkeurig lezen
C
Zoekend lezen

Slide 5 - Quiz

Tekstdoelen
Tekstdoelen = je begrijpt een tekst beter als je beseft met wat voor soort tekst je te maken hebt en wat het doel van de schrijver is.
Verschillende tekstdoelen: informeren, activeren, amuseren, overtuigen
 
Er volgen nu 4 vragen.

Slide 6 - Slide


A
Informeren
B
Overtuigen
C
Amuseren
D
Activeren

Slide 7 - Quiz


A
Informeren
B
Overtuigen
C
Amuseren
D
Activeren

Slide 8 - Quiz


A
Informeren
B
Overtuigen
C
Amuseren
D
Activeren

Slide 9 - Quiz


A
Informeren
B
Uitleggen
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 10 - Quiz

 Verwijswoorden
In goed opgebouwde zinnen en alinea's komen geen onnodige herhalingen voor. In plaats van eerder genoemde woorden of zinnen gebruikt de schrijver verwijswoorden. Die kunnen terugverwijzen naar een woord, een groepje woorden of een hele zin. Verwijswoorden zijn woorden als: hij, zij, dat, die en daar.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Sharon komt uit Nigeria, zij woont nu in Nederland.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Ayoub
B
woont
C
zij
D
Nederland

Slide 13 - Quiz

Sharon komt uit Nigeria, zij woont nu in Nederland.
Waar verwijst ZIJ naar?
A
Sharon
B
woont
C
hij
D
Nederland

Slide 14 - Quiz

Vanessa komt uit Ghana, dat is een mooi land.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Vanessa
B
Ghana
C
land
D
dat

Slide 15 - Quiz

Vanessa komt uit Ghana, dat is een mooi land.
Waar verwijst DAT naar?
A
Vanessa
B
Ghana
C
Nederland
D
komt

Slide 16 - Quiz

KERNZINNEN EN HOOFDGEDACHTE

IN EEN TEKST 


- je kunt kernzinnen herkennen 

- je kunt de hoofdgedachte herkennen


Er volgen nu 4 vragen.


Slide 17 - Slide

Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea

Slide 18 - Quiz

Waar in de alinea staat de belangrijkste zin?
A
In het midden
B
Meestal aan het begin, soms aan het einde
C
Altijd aan het einde
D
Die kan overal staan

Slide 19 - Quiz

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
Alle hoofdzaken op een rij
B
Alle hoofd- en bijzaken op een rij
C
De samenvatting van een tekst
D
Het belangrijkste van een tekst in één zin samengevat

Slide 20 - Quiz

Waar staat de hoofdgedachte van een tekst vaak?
A
In het middenstuk
B
In de samenvatting
C
In de inleiding of in het slot
D
Dat kun je nooit weten

Slide 21 - Quiz

Tekstverbanden en signaalwoorden

In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen.

Die samenhang heet VERBAND IN EEN TEKST.

Door te letten op tekstverbanden begrijp je een tekst beter.


Signaalwoorden verbinden woorden, zinnen, en alinea's.

Ze geven aan op welke manier woorden, zinnen en alinea's met elkaar samenhangen.

 


Slide 22 - Slide

SOORTEN TEKSTVERBANDEN

- chronologisch verband

- opsommend verband

- toelichtend verband

- tegenstellend verband ( maar, echter, toch, in tegenstelling tot, etc)

- redengevend verband ( daarom, want, omdat)

(en meer)


Er volgen nu 2 sleepvragen)

Slide 23 - Slide

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Slide 24 - Drag question

Tegenstelling

Reden, verklaring
Maar

Toch
Daarentegen
Daarom

Want
Omdat

Slide 25 - Drag question

Einde . 

Veel succes met leren van de toets :-) 

Slide 26 - Slide