past simple HSX Bezig

So, what is the correct form of the verb in the past simple:
introduce
A
introduce
B
introduced
C
introduceed
1 / 31
next
Slide 1: Quiz
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

So, what is the correct form of the verb in the past simple:
introduce
A
introduce
B
introduced
C
introduceed

Slide 1 - Quiz

This lesson
Understanding the past simple
Practicing the past simple

Slide 2 - Slide

The past simple
Oftewel: De verleden tijd.

Slide 3 - Slide

Lesdoelen

Aan het einde van deze les weet je:

Hoe je een werkwoord in de verleden tijd zet.
Wanneer je de past simple moet gebruiken.

Slide 4 - Slide

Hoe zet je een WW in de verleden tijd? 1/4
Je zet -ed achter het werkwoord.
VB: Worked, helped, cooked

Als het woord al eindigt op een (stomme) e, dan zet je  alleen een -d achter het werkwoord.
VB: Loved, believed

Slide 5 - Slide

Hoe zet je een WW in de verleden tijd? 2/4
Als het werkwoord eindigt op een medeklinker, gevolgd door een y, dan verandert de y in een i. Vervolgens zet je er -ed achter.
VB: worried, partied

Als er een klinker voor de y staat, zet je er gewoon -ed achter.
VB: played, stayed

Slide 6 - Slide

Hoe zet je een WW in de verleden tijd? 3/4
Als het woord eindigt op 1 klinker, gevolgd door 1 medeklinker en de klemtoon ligt op de laatste lettergreep, dan verdubbel je de laatste medeklinker. (vaak bij korte woorden)

VB: Planned, hopped, stopped.

Slide 7 - Slide

Hoe zet je een WW in de verleden tijd? 4/4
Tenslotte zijn er nog de onregelmatige werkwoorden. Dit zijn werkwoorden die zich niet aan vaste regels houden maar een eigen verleden tijdsvorm hebben. De enige manier om hiervan te weten hoe je ze in de verleden tijd schrijft is door ze uit je hoofd te leren. Helaas zijn het vaak werkwoorden die je veel gebruikt.
VB: did, ran, wrote, could, was, had, enz.

Slide 8 - Slide

Dus..
  1. -ed achter het werkwoord.
  2. Als er al een 'e' staat, alleen een 'd' plakken.
  3. Bij een medeklinker +Y -ied.
  4. Bij 1 klinker, gevolgd door 1 medeklinker en de klemtoon. erop, verdubbeling van de medeklinker.
  5. Het is een onregelmatig werkwoord, dus je moet de verleden tijdsvorm uit je hoofd kennen.

Slide 9 - Slide

Even oefenen
Nu komen er een aantal vragen. Weet je wat het goede antwoord is en welke regel je toe moet passen?

Slide 10 - Slide

So, what is the correct form of the verb in the past simple:
allow
A
allow
B
allowd
C
allowed

Slide 11 - Quiz

So, what is the correct form of the verb in the past simple:
copy
A
copy
B
copyd
C
copyed
D
copied

Slide 12 - Quiz

So, what is the correct form of the verb in the past simple:
stay
A
stay
B
stayd
C
stayed
D
staied

Slide 13 - Quiz

So, what is the correct form of the verb in the past simple:
rub
A
rub
B
rubd
C
rubed
D
rubbed

Slide 14 - Quiz

So, what is the correct form of the verb in the past simple:
label
A
label
B
labeld
C
labeled
D
labelled

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Practice time!
Now we are going to practice with the past simple in positive, negative and interrogative sentences.

Repeat the whole sentence.

Slide 28 - Slide

Make negative and a question 1/2
  1. John loved Amy.
  2. I worked as a farmer when I was young.
  3. My family hated Christmas.
  4. You were too late!
  5. My dad kissed my mom.
  6. My niece was very pretty when she was young. 
  7. I jumped over that fence yesterday.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

The goals were:
I can make positive sentences with the past simple.
     >I can turn regular verbs into their past simple form.

I can make negative sentences with the past simple.

I can make interrogative sentences with the past simple.

Did we reach our goals?

Slide 31 - Slide