Hoofdstuk 2, wat weet je al?

1 / 22
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Inleiding:
Vandaag gaan we beginnen in hoofdstuk 2 van 
NOVA MAX VWO/Gymnasium leerjaar 1+2, 
Paragraaf  0: Wat weet je al?

Slide 2 - Slide

Huishoudelijke mededeling:
Heb je het huiswerk van vandaag al ingeleverd?
Immers verslag telt mee als SO.

Nog niet ingeleverd?
Wees creatief,  ELO opdrachten is nu gesloten!

Slide 3 - Slide

Leerdoelen voor vandaag:
- Geheugen opfrissen over alles wat je weet van water.
- Eenheden en grootheden van temperatuur toepassen.
- Toepassing van een thermometer bespreken.



Slide 4 - Slide

Vraag 1.
Het toilet spoel je door met water. Wat gebeurt er met het water nadat je hebt doorgespoeld?
A
Dat water wordt eerst gezuiverd. Daarna wordt het een rivier of kanaal geloosd.
B
Dat water wordt direct de grond in gepompt
C
Dat water wordt rechtstreeks in een rivier gepompt
D
Wordt zo weer gebruikt in de kassen.

Slide 5 - Quiz

Uitleg vraag 1
In Nederland mag rioolwater niet zomaar op het oppervlakte water geloosd worden. In St. Annaparochie staat ook een water- zuiveringsinstallatie van Wetterskip Fryslân.
Ook in Franeker, Harlingen en Leeuwarden staat een waterzuiveringsinstallatie.  Wil je meer weten? Google maar eens op waterbeheersplan Fryslân.

Slide 6 - Slide

Vraag 2 Bij het weerbericht hoor je het wel eens: Het wordt morgen 15 graden Celsius. Wat zou de weerman of weervrouw beter kunnen zeggen?
A
De temperatuur wordt morgen 15 graden Celsius.
B
Het wordt morgen 15 graden Celsius warm.
C
De windsnelheid wordt morgen 15 graden.
D
De korte broek/rok kan nog wel even in de kast blijven.

Slide 7 - Quiz

Uitleg vraag 2
De temperatuur wordt in Nederland normaal uitgedrukt in graden Celcius. Door de temperatuur specifiek te noemen, benoem je zowel de eenheid als de grootheid en ben je wetenschappelijk correct bezig.


Slide 8 - Slide

Vraag 3. Bij het weerbericht hoor je weleens: de temperatuur daalt vannacht tot onder het vriespunt. Wat wordt er bedoeld?
A
Het wordt zo koud dat de wegen bevriezen
B
Het wordt zo koud dat het gaat sneeuwen
C
Het wordt zo koud dat lucht bevriest
D
Het wordt zo koud dat water bevriest

Slide 9 - Quiz

Uitleg vraag 3
In Europa gebruiken we de temperatuurschaal Celsius. Celsius hanteert de fase verandering van water als ijkpunten. 0 graden celsius is ons vriespunt. Water bevriest bij een temperatuur lager dan 0 graden Celsius. De andere kant van de schaal is 100 graden Celsius. 

Wat gebeurt er met water bij 100 graden Celsius? 

Slide 10 - Slide

Vraag 4. Als je water voldoende afkoelt bevriest het. Lees de opmerkingen over het bevriezen van zuiver water. Welke opmerking is waar?
A
Zuiver water bevriest bij 0 graden Celsius
B
Zuiver water bevriest bij -1 graden Celsius
C
Er is geen vaste temperatuur waarbij zuiver water bevriest
D
Zuiver water bevriest niet.

Slide 11 - Quiz

Uitleg vraag 4
In Europa gebruiken we de temperatuurschaal Celsius. Celsius hanteert de fase verandering van water als ijkpunten. 0 graden celsius is ons vriespunt. Water bevriest bij een temperatuur lager dan 0 graden Celsius. Deze temperatuuur kun je verlagen door bijvoorbeeld zout toe te voegen. Zeewater bevriest bijvoorbeeld pas bij - 4 graden Celsius. 

Slide 12 - Slide

Vraag 5. De zon schijnt op een plas met regen. Na enige tijd is de plas verdwenen. Hoe kun je dit verklaren?
A
Het water is gaan koken
B
Het water is verdwenen
C
Het water is condens geworden
D
Het water is verdampt

Slide 13 - Quiz

Uitleg vraag 5:
In de lucht om ons heen is water in de vorm van gas. Je ziet het dus niet maar er zit een bepaald percentage gasvormig water in de lucht. Als het percentage vocht in de lucht lager is dan zal water in vloeibare vorm verdampen tot gasvormig water en "verdwijnen" in de lucht. Temperatuur helpt hier natuurlijk ook bij, hoe lager het percentage water in de lucht en hoe hoger de temperatuur hoe sneller het verdampingsproces gaat.  

Kun je hier ook een voorbeeld van noemen?

Slide 14 - Slide

Vraag 6. Met de koortsthermometer kun je nagaan of je koorts hebt. Om de temperatuur buiten te kunnen meten, gebruik je een ander soort thermometer. Welke uitspraak over de thermometer is waar?
A
Met een koortsthermometer kun je geen mintemperaturen meten.
B
De koortsthermometer is minder naukeurig dan een buitenthermometer
C
Met de koortsthermometer kun je hogere temperaturen meten dan met een buitenthermometer
D
Met een buitenthermometer kun je ook heel nauwkeurig meten of je koorts hebt.

Slide 15 - Quiz

Uitleg vraag 6:
De lichaamstemperatuur van een mens schommelt normaal tussen de 36,5 en 37,5 graden Celsius. Bij een temperatuur van 37,5 tot 38,0 graden is er sprake van verhoging. Tussen 38,0 en 40,0 graden celsius spreken we van koorts. Zoals je kunt zien liggen deze temperaturen heel dicht bij elkaar. Ook kun je zien dat een halve graad verschil belangrijk kan zijn in jouw diagnose.
In onze huidige tijd is 37,6 graden Celsius goed maar moet jij je laten testen bij 38,1 graden Celsius. 

Dus een koortsthermometer is heel nauwkeurig in het gebied tussen 35 graden en 42 graden Celsius,  je kunt dus niet controleren met een koortsthermometer of het buiten vriest.  Dat is een compleet ander toepassingsgebied. 

(bron: https://www.artsenzorg.nl/actueel/koorts-dit-kan-je-er-tegen-doen)

Slide 16 - Slide

Vraag 7: Als je ijs en ijzer voldoende verwarmt, smelten ze. Lees de opmerkingen over het smelten van ijs en ijzer. Welke opmerking is waar?
A
Water en ijzer smelten bij dezelfde temperatuur
B
Water smelt bij een hogere temperatuur dan ijzer
C
IJzer smelt bij een hogere temperatuur dan water
D
IJzer smelt niet

Slide 17 - Quiz

Uitleg vraag 7:
IJs smelt bij een temperatuur boven 0 graden Celsius......
Is ijzer ook vloeibaar bij een temperatuur van ongeveer 2 graden Celcius? En bij 100 graden Celsius? en bij 700 graden Celcius?

IJzer smelt pas bij 1811 Kelvin (BINAS Tabel 8). 
Kun jij dit ook omrekenen naar graden Celsius?

Slide 18 - Slide

Vraag 8: Als er sneeuw of ijs op de wegen ligt, wordt er zout of zand eroverheen gestrooid. Welke 2 uitspraken zijn waar?
A
Door het zand gaan ijs en sneeuw smelten
B
Door het zand worden het ijs en de sneeuw stroef. Auto's glijden dan minder snel weg.
C
Door het zout gaan het ijs en sneeuw smelten.
D
Door het zout worden ijs en de sneeuw stroef. Auto's glijden dan minder gemakkelijk weg.

Slide 19 - Quiz

Uitleg vraag 8
De precieze uitleg is nu niet echt nodig. 
Het komt er op neer dat zout water pas later bevriest.
Een volkomen verzadigde oplossing zal misschien pas bij -25 graden Celsius bevriezen. Deze oplossing wordt ook wel pekelwater genoemd.

Is het handig om Pekelwater in de ruitenwasser van de auto te gebruiken?

Slide 20 - Slide

Vragen???

Slide 21 - Slide

Agenda:
Vrijdag gaan we een practicum uitvoeren in PhET Colorado.
Ook dat verslag moet je inleveren.

Dus zorg er voor dat je voor vrijdag bij bent!

Bedankt voor jullie aandacht.

Slide 22 - Slide