Uitscheiding (urine en defecatie)

• Verzorging
• MBO
• Studiejaar 1

Urine en ontlasting

Lesdoelen

Je legt uit hoe je de zorgvrager kunt helpen bij de toiletgang (2).

Je benoemt verschillende hulpmiddelen bij de toiletgang (1).

Je beschrijft de observatiepunten bij urinelozing en observatiepunten van urine (1).

Je beschrijft observatiepunten van ontlasting (1).

Je legt uit hoe je de uitscheiding op natuurlijke wijze kunt bevorderen (2).

Je verklaart wanneer een microklysma gebruikt wordt (2).

Je ondersteunt de zorgvrager bij uitscheiding van urine en ontlasting en incontinentie en neemt bij veranderingen de juiste maatregelen (3).

Welke uitscheidingsproducten zijn er?

De urine van meneer Klaassen ziet er donkergeel uit. Welk advies geef je aan meneer Klaassen?

1. Hij moet naar de dokter toe, hij heeft een blaasontsteking.
2. Hij moet meer vocht drinken.
3. Hij moet meer gaan bewegen.

De urine van mevrouw de Jong ruikt naar aceton. Waar kan dit op duiden?

1. Verse urine
2. Urineweginfectie
3. Ontregelde diabetes

In de rapportage lees je dat er bij mevrouw de Jong sprake is van anurie. Wat wordt daarmee bedoeld?

1. De urineproductie is normaal.
2. De urineproductie is minder dan 500 ml per 24 uur.
3. De urineproductie neemt toe in de nacht.
4. De urineproductie is minder dan 50 ml per 24 uur.

De ontlasting van meneer heeft de kleur van stopverf. Wat zou er aan de hand kunnen zijn?

1. Galwegen zijn afgesloten.
2. De lever werkt niet.
3. Er is een bloeding.

Welke maatregelen zijn er om defeceren bevorderen?

Urine observeren

• Frequentie
• Hoeveelheid
• Kleur
• Helderheid
• Geur 

Ontlasting observeren 

• Frequentie
• Hoeveelheid
• Kleur
• Reuk
• Vorm en vastheid
• Afwijkende bestanddelen

Diarree

Overloopdiarree (paradoxale diarree)

• Flashcards maken
• Herhaling (ZorgPad)
• Casus

Terugblik