Kunstgeschiedenis - Modernisme inleiding

Modernisme 
  • 1900 - 1945
  • Overkoepelende term voor   kunststromingen uit 1e helft 20e eeuw.
  • Breken met de regels en streven naar vernieuwing.

  • WOI heeft een grote invloed op de kunst.
  • Technologische vooruitgang, o.a. sneller en makkelijker reizen, fotografie en film.
  • Niet-Westerse kunst als inspiratie. 
1 / 12
next
Slide 1: Slide
KunstMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Modernisme 
  • 1900 - 1945
  • Overkoepelende term voor   kunststromingen uit 1e helft 20e eeuw.
  • Breken met de regels en streven naar vernieuwing.

  • WOI heeft een grote invloed op de kunst.
  • Technologische vooruitgang, o.a. sneller en makkelijker reizen, fotografie en film.
  • Niet-Westerse kunst als inspiratie. 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Stijlen en stromingen
  • Expressionisme
  • Kubisme
  • Futurisme
  • Constructivisme
  • De Stijl
  • Bauhaus
  • Art deco
  • Dada
  • Surrealisme
De meeste kunstenaars maken een 
individuele ontwikkeling door, waarbij ze 
soms met verschillende stijlen experimenteren. 

Slide 3 - Slide

Welke jaartallen horen er bij
het Modernisme?
A
1850-1900
B
1900-1945
C
1945-2000
D
2000- heden

Slide 4 - Quiz

Kunst voor 1900
  • Figuratief 
  • Volgens vaste regels die de elite mooi vond   en begreep.
  • Salons bepaalden wat er als kunst gezien   werd. 

  • Vanaf Romantiek en Realisme meer   autonomie bij kunstenaars. 

Slide 5 - Slide

1e helft 20e eeuw
  • Streven naar vernieuwing, breuk met het     verleden. 
  • Vooruitgangsdenken: kunst kan de   maatschappij verbeteren. 
  • Avant-garde: voorlopers in de kunst.
  • Zoeken naar originaliteit.
  • Zoeken naar de grondslagen van kunst. 
  • Streven naar puurheid en expressie
  • Uitdrukken van gevoelens van angst en vervreemding.
  • Niet-Westerse invloeden. 

Slide 6 - Slide

Eugène Delacroix 
"De vrijheid leidt het volk"   1830 
Pablo Picasso
"Guernica" 1937 

Slide 7 - Slide

Eerste Wereldoorlog
  • 1914-1918 "Grote Oorlog"
  • Uitkomst van jarenlange spanningen. 
  • Gruwelijk: miljoenen doden.
  • Technologische "vooruitgang": mitrailleurs, tanks en gifgasaanvallen.

  • Kunstenaars gaan twijfelen aan de waarde van traditionele kunst.
  • Dreiging en onrust zichtbaar in de kunst.
  • Antikunst

Slide 8 - Slide

Niet-Westerse kunst
  • Begin 20e eeuw ontstaan volkenkundige musea: werk uit o.a. Afrika en Oceanië werd voor het eerst als kunst gezien.
  • Er kwam kunst uit de koloniën en reizen werd makkelijker.
  • Term “primitivisme” is negatief=> Westerse kunst superieur. 
  • Inspiratie voor experimenten met expressieve lijnen, gestileerde vormen en vervormde verhoudingen.

Slide 9 - Slide

Van Gogh en Gauguin lieten zich eind 19e eeuw al inspireren door andere culturen. 
Idee dat in de aard van inheemse volkeren een grotere spontaniteit, energie en oprechtheid ligt. 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Welke kenmerken passen bij
het Modernisme?
A
traditioneel, kwaliteit, waarneming
B
consumptie maatschappij, alledaags
C
experimenteel, expressief, radicaal, primitief, onderbewuste
D
inhoudsloos, onbegrensde mogelijkheden.

Slide 12 - Quiz