Thema Evolutie 3A

1 / 42
next
Slide 1: Link
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Slide 1 - Link

EVOLUTIE

Slide 2 - Mind map

Thema Evolutie
De evolutie theorie, Charles Darwin, fossielen en nog meer.

Slide 3 - Slide

Evolutie
Ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen.

Slide 4 - Slide

Het ontstaan van nieuwe soorten
Een soort is een groep individuen die zich onderling voortplanten én vruchtbare nakomelingen krijgen.

Nieuwe soorten ontstaan als door een groot verschil in gedrag of erfelijk materiaal onderlinge voortplanting tussen individuen niet meer mogelijk is.

De voorwaarden voor soortvorming zijn reproductieve isolatie, mutaties en natuurlijke selectie.


Slide 5 - Slide

Reproductieve isolatie
Wanneer een populatie van de rest van de soort gescheiden raakt, vindt er geen voortplanting meer plaats.
Dit kan door een verandering in gedrag of uiterlijk waardoor soortgenoten elkaar niet meer herkennen of door geografische isolatie (bijvoorbeeld doordat een rivier het land verdeelt).


Slide 6 - Slide

Mutaties
Door mutaties kunnen in een afzonderlijke populatie nieuwe eigenschappen ontstaan.

Slide 7 - Slide

Natuurlijke selectie
Het verschijnsel waarbij individuen die beter aan de omgeving zijn aangepast een grotere overlevings- en voortplantingskans hebben.

Na verloop van tijd zullen daarom de genen die gunstig zijn in een groter deel van de populatie voorkomen.

Slide 8 - Slide

Seksuele selectie
De selectie van partners op grond van eigenschappen die als aantrekkelijk worden ervaren maar die voor de overleving van het dier geen of zelfs nadelige gevolgen hebben.

Seksuele selectie zorgt ervoor dat, net als bij natuurlijke selectie, dieren met bepaalde eigenschappen meer nakomelingen krijgen.

Slide 9 - Slide

Fossielen
  • Fossielen zijn versteende resten van dieren of planten.
  • De meeste dode dieren en planten worden nooit een fossiel. Dat komt omdat de resten van dieren of planten meestal al vergaan zijn voordat ze worden bedekt.
  • Als de resten snel bedolven worden onder zand, modder, of klei kunnen ze fossiel worden.
  • Meestal worden ook alleen de harde delen (zoals botten van dieren) fossiel. Dit komt omdat de zachte delen meestal wegrotten.
  • Door afslijting door de wind, en rivieren kan het fossiel na lange tijd weer aan de oppervlakte komen.

Slide 10 - Slide

Overeenkomsten in bouw
Bestudering van fossielen toont aan dat veel organismen zijn ontstaan uit dezelfde grondvorm en zich hebben aangepast aan verschillende milieus.

Slide 11 - Slide

Rudimentair orgaan
Een orgaan dat geen functie (meer) heeft.

Bij verre voorouders had zo'n orgaan nog wel een functie maar die is verloren gegaan tijdens de evolutionaire ontwikkeling.
Voorbeelden:

    het stuitbeentje bij de mens (ooit de aanleg van een staart)
    de verstandskiezen bij de mens

Voorbeelden:

    het stuitbeentje bij de mens (ooit de aanleg van een staart)
    de verstandskiezen bij de mens
    pootresten bij slangen




Voorbeelden:

    het stuitbeentje bij de mens (ooit de aanleg van een staart)
    de verstandskiezen bij de mens
    pootresten bij slangen


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Stamboom van het leven
Soorten die gemeenschappelijke voorouders hebben, vertonen verwantschap

Slide 15 - Slide

Charles Darwin
De theorie van Charles Darwin  gepubliceerd in 1859 in zijn boek ;The origin of species by means of natural selection or the preservation of favored races in the struggle for life.

De evolutietheorie van Darwin berust op vijf constateringen (feiten) en drie conclusies.


Slide 16 - Slide

Biologische feiten
  1. Ieder organisme produceert meer nakomelingen dan er uiteindelijk in leven blijven.
  2. Normaal blijft de populatiegrootte constant.
  3. De hulpbronnen (zoals voedsel, ruimte) zijn onvoldoende voor alle nakomelingen.
  4. Ieder individu is uniek en verschilt van de anderen (variatie).
  5. Sommige individuele variaties zijn erfelijk (treden weer op in het nageslacht).

Slide 17 - Slide

Conclusies
  1. Strijd om het bestaan (struggle for life).
  2.  Natuurlijke selectie.
  3.  Dit kan na vele generaties aanleiding geven tot het ontstaan van nieuwe soorten (evolutie)

Het neodarwinisme is de evolutieleer van Darwin gebaseerd op de moderne genetica.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Evolutie betekent...
A
... plotseling ontstaan
B
... een verandering in korte tijd
C
... uit het niets iets scheppen
D
... geleidelijke ontwikkeling

Slide 20 - Quiz

Wat is GEEN belangrijk sleutelbegrip bij evolutie?
A
Omgeving
B
Generaties
C
Het aangepast zijn van soorten
D
Leergedrag van dieren

Slide 21 - Quiz

Welke 2 theorieën zijn er over het ontstaan van de aarde/mens?
A
Evolutie-theorie en de oerknal-theorie
B
Scheppingsverhaal en de oerknal-theorie
C
Scheppingsverhaal en de evolutie-theorie
D
Evolutie-theorie en afstammen van de aap

Slide 22 - Quiz

De grondlegger van de evolutietheorie
A
Lamarck
B
De Vink
C
Darwin
D
Beagle

Slide 23 - Quiz

Wat is GEEN argument voor evolutie?
A
Fossielen
B
Rudimentaire organen
C
Overeenkomsten in cellen
D
Uitsterven van soorten

Slide 24 - Quiz

Waarvan spreken we als het gaat om het sterkste dier overleeft?
A
Isolatie
B
Natuurlijke selectie
C
Kunstmatige selectie

Slide 25 - Quiz

Het proces waarbij organismen zich aanpassen aan hun omgeving noem je...?
A
Ecologie
B
Charles Darwin
C
Survival of the fittest
D
Evolutie

Slide 26 - Quiz

Hoe noemen we het als twee populaties van elkaar gescheiden raken door een natuurlijke oorzaak?
A
Isolatie
B
Evolutie
C
Natuurlijke selectie

Slide 27 - Quiz

Zijn het ontstaan en uitsterven van organismen onderdelen van de evolutie?
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quiz

Natuurlijke selectie is noodzakelijk voor evolutie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

Mutaties zijn niet noodzakelijk voor evolutie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

Is de ontwikkeling van bacteriën naar eencellige planten een voorbeeld van evolutie?
A
ja
B
nee

Slide 31 - Quiz

Welke term omschrijft de afbeelding hiernaast het beste?
A
Natuurlijke selectie
B
Isolatie
C
Variatie
D
Evolutie

Slide 32 - Quiz

* Wat zijn rudimentaire organen?
(meerdere antwoorden)
A
Organen die we nog steeds gebruiken
B
Organen die nog steeds aanwezig zijn maar geen functie hebben.
C
Organen die deels verdwenen zijn door evolutie
D
Organen met een specifieke functie

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Video

Slide 35 - Link

Slide 36 - Video

Slide 37 - Link

Slide 38 - Link

Slide 39 - Link

Slide 40 - Link

Slide 41 - Link

Slide 42 - Video