H2 - week 38 - Les 3 - Werkwoorden H1 en H2

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, di, wo, do, vrij

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, di, wo, do, vrij

Slide 1 - Slide

- Stillezen
- Spelling werkwoorden H1 en H2 afronden

Planning deze les:

Slide 2 - Slide

- Je kunt in elke zin de PVTT of PVVT en de GW goed schrijven. 

Doel van de les

Slide 3 - Slide

Stillezen
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Je gebied iemand om iets te gaan doen

- geen onderwerp in de zin;
- ik-vorm tegenwoordige tijd - ALTIJD! (dus zonder -t).

Pak allemaal je spullen voor je!

Hij loopt naar de maan.  (pvtt)
Loop naar de maan!         (gw)
Gebiedende wijs (GW)

Slide 5 - Slide

Eigenlijk niets anders dan Nederlandse ww...

Maar, let goed op wat de stam is!

3 soorten ww:
1.  stam eindigt op klinker: rugbyen (stam= rugby)
2. stam eindigt op -e: breakdancen (stam  = breakdance)
3. a. dubbele medeklinker: skimmen (stam = skim) NL-uitspraak
    b. dubbele mederklinker: appen (stam = app) EN - uitspraak
H2 - Engelse werkwoorden

Slide 6 - Slide

De nieuwe directeur heeft alles onder controle. Hij […] (managen) de boel alsof hij nooit anders heeft gedaan.

Slide 7 - Open question

Vorig jaar […] (stalken) die bekende Nederlander zijn ex-vriendinnetje

Slide 8 - Open question

Dat was een overtreding! Hij […] (tackelen) hem!

Slide 9 - Open question


Slide 10 - Open question

Wat:
Spelling H1 (gebiedende wijs) hele leerlijn
Spelling H2 (Engelse werkwoorden) - hele leerlijn


Wanneer:
Einde van de week 


Aan de slag:

Slide 11 - Slide

Voor de les:
- Je bent gestart met spelling ww H1
- je hebt je leesboek bij je!

In de les:
- Behandelen theorie spelling werkwoorden H2
- Werken aan opdrachten werkwoorden H1 (en 2)
Volgende les:

Slide 12 - Slide

1. Wat is de infinitief van het werkwoord?
2. Wat is de stam van het werkwoord?
3. Op welke plaats in de zin staat het woord?(pv,tt, pvvt, vd, bn, od)
4. Wie is/zijn het onderwerp?

belanden - Jammer genoeg [___________________] de vlieger net in de sloot
worden -     [___________________] je broer straks opgehaald?
Let goed op:
wanneer wel -dt en wanneer niet

Slide 13 - Slide