TL3 Werk herhaling paragraaf 5.3 en 5.4
1 / 27
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Opdracht 26) Van wie komt de vraag naar arbeid?
A
De beroepsbevolking
B
De werkgevers
C
De werklozen
D
De werknemers
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Vraag 33) Welk begrip past bij de volgende omschrijving;
Het percentage van de bevolking dat tot de beroepsbevolking behoort.
Het percentage van de bevolking dat tot de beroepsbevolking behoort.
Slide 10 - Open question
Slide 11 - Slide
Opdracht 34) Lees de onderstaande zinnen en geef aan waar het bij hoort.
Formele sector
Informele sector
1) Arnold is onderwijsassistent op een basisschool
2) Fatima woont thuis en helpt haar moeder vaak bij het huishouden
3) Janneke doet regelmatig vrijwilligerswerk op de kinderboederij
4) Maarten werkt als instructeur bij een rijschool
Slide 12 - Drag question
Slide 13 - Slide
Vraag 37) Hoe noem je de overheidsinstelling die je helpt bij het vinden van een nieuwe baan en die beoordeelt of je recht hebt op een WW-uitkering?
A
Het UWV
B
De arbeidsinspectie
C
ZZP
D
Het CBS
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Slide
Vraag 40) er zijn periodes waarin het goed gaat met de economie en periodes waarin het slecht gaat. Hoe noem je die golfbeweging van de economie?
Slide 16 - Open question
Noem de soorten werkloosheid die je nog weet
Slide 17 - Mind map
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Video
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Vraag 42) Welke van de onderstaande ontwikkelingen heeft structurele werkloosheid tot gevolg?
A
De afgelopen jaren is het slechter gegaan met de economie
B
Door vergrijzing krimpt de beroepsbevolking
C
Veel bedrijven verplaatsen de productie naar lagelonenlanden
D
Vernieuwende bedrijven zorgen voor vraag naar arbeid
Slide 22 - Quiz
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Vraag 45) In het verleden werden overheidsdiensten gevestigd in gebieden met weinig werkgelegenheid. Welke vorm van werkloosheid werd zo bestreden?
