This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Overhoring 2.1 en 2.2 Het commusnisme
Slide 1 - Slide
Noem een oorzaak van de Russische Revolutie.
A
De ongelijke behandeling van de 3e stand
B
Afschaffing van de lijfeigenschap
C
Het privéleven van Lenin
D
Het moeten leven in de mir
Slide 2 - Quiz
Een uitspraak: De Sovjet-Unie onder Stalin kende een totalitair systeem.
Welke van de volgende kenmerken hoort NIET bij een totalitair systeem?
A
In een totalitair systeem is geen plaats voor een andere mening en met verklikken, aangeven bij de politie en showprocessen werd het volk geterroriseerd
B
In een totalitaire staat zijn de mensen verplicht om maandelijks al hun eigen verbouwde voedsel in te leveren.
C
In de Sovjet-Unie werd door middel van propaganda in het onderwijs, op straat en in de krant geprobeerd de bevolking van het communisme te doordringen.
D
In een totalitair systeem wordt het totale doen en laten van de mensen bepaald door de staat.
Slide 3 - Quiz
Uit welke twee revoluties bestond de Russische Revolutie?
A
februari en maart revolutie
B
februari en oktober revolutie
C
oktober en november revolutie
D
oktober en december revolutie
Slide 4 - Quiz
Wat hoort NIET bij de planeconomie van Stalin?
A
vijfjarenplan
B
oorlogscommunisme
C
collectivisatie van de landbouw
D
industrialisatie
Slide 5 - Quiz
Karl Marx was tegen een revolutie
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quiz
In 1917 werd Rusland.....
A
Kapitalistisch
B
Democratisch
C
Communistisch
D
Socialistisch
Slide 7 - Quiz
De Russische kerk (orthodoxe kerk)
De Russische tsaar
Lenin
Kapitalist
Slide 8 - Drag question
Wat zijn Bolsjewieken?
A
De aanhangers van Karl Marx
B
De aanhangers van Lenin
C
Een ander woord voor adel
D
De achternaam van Lenin
Slide 9 - Quiz
Welk begrip past er bij de afbeelding?
A
Collectivisatie
B
Strafkamp
C
Eigendom
D
Planeconomie
Slide 10 - Quiz
Welke begrippen horen bij de bron?
A
censuur en totalitair
B
censuur en zuivering
C
collectivisatie en totalitair
D
collectivisatie en zuivering
Slide 11 - Quiz
Hongersnood
Tegenstanders
Terreur
Goelag
Persoonsverheerlijking
Slide 12 - Drag question
Proletariaat
Bourgeoisie
Arbeiders
Fabrieks eigenaren
Kapitaal bezitters
Kapitaal arm
Worden onderdrukt
Macht en rijkdom
Geen keuze
Slide 13 - Drag question
Wie is de opvolger van Lenin?
A
Marx
B
Stalin
C
Gorbatsjov
D
Nicolaas II
Slide 14 - Quiz
Stalin organiseerde showprocessen. Welke reden had hij daarvoor?
A
Zo liet hij zien dat hij beter was dan zijn voorganger, die mensen zonder proces in strafkampen liet opsluiten.
B
Dankzij de showprocessen werd duidelijk dat de planeconomie goed werkte.
C
Dankzij de showprocessen leek het alsof er in de Sovjet-Unie een eerlijke rechtspraak was.
D
Door de showprocessen werd Stalin steeds populairder, ook bij zijn tegenstanders.
Slide 15 - Quiz
In een totalitaire samenleving, zoals in de Sovjet-Unie, heeft de overheid alle macht. De overheid kan terreur dus makkelijk tegengaan. Daarom komt er in een totalitaire samenleving vrijwel nooit terreur voor.
A
Dit is waar
B
Dit is niet waar
Slide 16 - Quiz
Wat bedoelen we met een 'Goelag'?
A
Dit is een ander woord voor de Grote Terreur van Stalin
B
Hiermee worden alle showprocessen samen bedoelt
C
Gecollectiviseerde boerederijen
D
Een strafkamp in Siberië waar je dwangarbeid moet verrichten.
Slide 17 - Quiz
De communistische regering van Rusland verdeelt het land onder de boeren.
In de Sovjet-Unie treedt het eerste vijfjarenplan in werking.
In Rusland grijpen de bolsjewieken de macht.
Lenin moet erkennen dat zijn economische maatregelen te ver gaan.
Stalin laat ongehoorzame boeren vermoorden of gevangenzetten.
1
2
3
4
5
Slide 18 - Drag question
Welke kenmerken van stalinisme zijn te herkennen in de bron?
A
censuur en collectivisatie
B
collectivisatie en persoonsverheerlijking
C
persoonsverheerlijking en terreur
D
terreur en censuur
Slide 19 - Quiz
Welk kenmerk van Stalinisme herken je in de bron hiernaast?
A
Censuur
B
Persoonsverheerlijking
C
Propaganda
D
Showprocessen
Slide 20 - Quiz
Welk kenmerk van Stalinisme herken je in de bron hiernaast?