This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
3.1 De Sovjet-Unie
Slide 1 - Slide
Bij welk bondgenootschap hoorde Rusland in 1914?
A
Centralen
B
Geallieerden
C
As landen
D
NAVO
Slide 2 - Quiz
Wanneer was de Russische Revolutie?
A
1914
B
1916
C
1917
D
1918
Slide 3 - Quiz
Wie was er aan de macht voor de Russische Revolutie?
A
Lenin
B
Tsaar Nicolas II
C
Raspoetin
D
De Voorlopige Regering
Slide 4 - Quiz
Periode: het interbellum
Tijd tussen (inter) de wereldoorlogen (bellum)
Kenmerken:
Opkomst totalitaire staten
Wereldwijde economische crisis
Slide 5 - Slide
Totalitaire staat
Hoofdstuk 3 gaat over totalitaire staten
In een totalitaire staat heeft de overheid alle macht over het leven van de burgers
Voor het examen moet je drie voorbeelden kennen + de bijbehorende kenmerken:
Sovjet-Unie (extreem-links)
Italië (extreem-rechts)
Duitsland (extreem-rechts)
... maar in het interbellum waren er in Europa nog veel meer totalitaire staten
Slide 6 - Slide
Sovjet-Unie op een rijtje
1917 Russische Revolutie => Communisten grijpen de macht
Communisme: alle goederen in een land moeten van iedereen gezamenlijk (commune) zijn. Hierdoor zou armoede opgelost worden.
Rusland wordt Sovjet-Unie.
Tot ongeveer 1990 communistische staat
Staat wordt totalitair (overheid heeft alle macht)
Experiment met communisme mislukt.
Slide 7 - Slide
Waarom in Rusland?
Tsaar Nicolaas II had alle macht
Grootste deel van de bevolking arm (boeren, arbeiders)
WO I verliep heel slecht voor Rusland, leger werd slecht geleid en was slecht bewapend.
Winter 1916-1917 hongersnood => stakingen en demonstraties => tsaar doet afstand van de troon
Slide 8 - Slide
Voorlopige regering en Sovjets
Macht komt in handen van een groep gematigde communisten => de voorlopige regering
Ondertussen oprichting van raden (sovjets) voor het besturen van fabrieken, wijken, dorpen etc.
Voorlopige regering heeft moeite zaken op orde te krijgen => fanatieke communisten plegen in november 1917 een staatsgreep en nemen de macht over
Slide 9 - Slide
Nieuwe leider: Lenin
Slide 10 - Slide
Wie kwamen na de Russische Revolutie van 1917 in Rusland aan de macht?
A
kapitalisten
B
communisten
C
fascisten
D
nationaalsocialisten
Slide 11 - Quiz
Wie was in Rusland de leider van de communisten tijdens de Russische Revolutie?
A
Chroesjtsjov
B
Gorbatsjov
C
Lenin
D
Stalin
Slide 12 - Quiz
Welke bewering over de Russische revolutie is NIET waar?
A
Voor de revolutie was de Tsaar aan de macht
B
Door de revolutie kwam Lenin aan de macht
C
Voor de revolutie was iedereen gelijk
D
Lenin maakte Rusland communistisch
Slide 13 - Quiz
Gevolgen
Alle bedrijven in de Sovjet-Unie worden overgenomen door de staat
Edelen en rijken vluchten het land uit
Er wordt vrede getekend met Duitsland waarbij de Sovjet-Unie veel gebied kwijtraakt (Vrede van Brest-Litovsk, gebied is oranje op de kaart hiernaast)
De Sovjet-Unie wordt een totalitaire staat
Slide 14 - Slide
Welke twee dingen wilden de communisten in Rusland veranderen?
A
Democratie invoeren/tsaar afzetten
B
stoppen met de WOI en gelijke rechten voor vrouwen
C
iedereen is gelijk/geen privébezit meer
Slide 15 - Quiz
Lenin
Onder Lenin begin totalitaire staat:
Geheime politie
Terreur en ‘zuiveringen’
Strafkampen voor tegenstanders (later: Goelag)
Lenin overlijdt in 1924. Er volgt een strijd om de opvolging...
Slide 16 - Slide
Strafkampen voor tegenstanders
Slide 17 - Slide
Stalin
Volgt Lenin op na machtsstrijd
Vertrouwt niemand
Periode van enorme terreur, ook wel ‘grote zuiveringen’ => ook binnen communistische partij en geheime politie
Miljoenen mensen ten onrechte opgepakt, gemarteld, gedood en naar de Goelag verbannen.
Slide 18 - Slide
Showprocessen
Uniek kenmerk voor Sovjet-Unie: showprocessen => gefilmde neprechtszaken waarin tegenstanders zichzelf moeten beschuldigen van hele erge misdaden.
Werden als propaganda in bioscopen vertoond
Iedereen kon opgepakt worden, er was totale willekeur
Familie en vrienden lieten je direct vallen om zelf veilig te blijven
Slide 19 - Slide
Stalin organiseerde showprocessen. Welke reden had hij daarvoor?
A
Zo liet hij zien dat hij beter was dan Lenin, die mensen zonder proces in strafkampen liet opsluiten.
B
Dankzij de showprocessen werd duidelijk dat de planeconomie goed werkte.
C
Dankzij de showprocessen leek het alsof er in de Sovjet-Unie een eerlijke rechtspraak was.
D
Door de showprocessen werd Stalin steeds populairder, ook bij zijn tegenstanders.
Slide 20 - Quiz
hoe heet de periode waarin Stalin hardhandig afrekende met zijn (vermeende) tegenstanders?
A
De Russische Revolutie
B
De Moskou episode
C
de Grote Terreur
D
de NKVD
Slide 21 - Quiz
Wat bedoelen we met 'Goelag'?
A
Dit is een ander woord voor de Grote Terreur van Stalin
B
Hiermee worden alle showprocessen bedoelt
C
Stalin zijn autobiografie
D
Een (afgelegen) werkkamp onder Stalin en de overheidsdienst die deze kampen bestuurde
Slide 22 - Quiz
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Planeconomie
Onder Stalin invoering planeconomie
overheid bepaalt wat er in een land geproduceerd moet worden
Iedere fabriek krijgt te horen wat er gemaakt moet worden in 5 jaar.
Slide 27 - Slide
Collectivisatie
Boerderijen worden samengevoegd (= collectief) tot grote landbouwbedrijven (kolchoz) => dit gebeurt niet vrijwillig!!!
Hongersnood
Slide 28 - Slide
Mensen die honger hebben worden als verraders naar de Goelag gestuurd...
Door hen lijkt de Soviet-Unie immers minder groots...
Slide 29 - Slide
Persoonsverheerlijking
Om het volk te laten zien dat hij de beste leider voor het beste volk, in het beste land was, liet Stalin zich graag afbeelden als een geweldige leider:
een vader voor het volk.
Dit heet persoonsverheerlijking (overal beelden, portretten van Stalin) en is een speciale vorm van propaganda
Slide 30 - Slide
Het opstellen van vijfjarenplannen hoort bij...
A
nieuwe economische politiek
B
de planeconomie
C
collectivisatie
D
zuiveringen
Slide 31 - Quiz
Welke kenmerken van het stalinisme zijn te herkennen op het plaatje?
A
censuur en collectivisatie
B
collectivisatie en persoonsverheerlijking
C
persoonsverheerlijking en terreur
D
terreur en censuur
Slide 32 - Quiz
Welke begrippen passen bij het dagboekfragment?
A
censuur en persoonsverheerlijking
B
censuur en zuiveringen
C
showprocessen en persoonsverheerlijking
D
showprocessen en zuiveringen
Slide 33 - Quiz
Kies de juist volgorde
A
Lenin, Stalin, Nicolaas II
B
Nicolaas II, Lenin, Stalin
C
Stalin, Lenin, Nicolaas II
D
Nicolaas II, Stalin, Lenin
Slide 34 - Quiz
Welk woord hoort niet bij het plaatje?
A
Indoctrinatie
B
Propaganda
C
Persoonsverheerlijking
D
Collectivisatie
Slide 35 - Quiz
Welk kenmerk van Stalinisme herken je in de bron hiernaast?
A
Censuur
B
Persoonsverheerlijking
C
Propaganda
D
Showprocessen
Slide 36 - Quiz
Welk kenmerk van Stalinisme herken je in de bron hiernaast?
A
Censuur
B
Persoonsverheerlijking
C
Propaganda
D
Showprocessen
Slide 37 - Quiz
Welk kenmerk van Stalinisme herken je in de bron hiernaast?
A
Censuur
B
Persoonsverheerlijking
C
Propaganda
D
Showprocessen
Slide 38 - Quiz
Leg uit waarom de Sovjet-Unie onder Stalin een totalitaire samenleving was. Gebruik in je uitleg de begrippen showprocessen, strafkamp en terreur.