Carpenito

1 / 20
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 20 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Deel 1, verpleegkundige diagnosen
Dit zijn de problemen waar de verpleegkundige iets aan kan doen, waarbij ze met interventies kan ondersteunen om het probleem te verminderen of op te lossen.

Slide 3 - Slide

Deel 2, welzijnsdiagnosen
 Hiervoor is nodig: motivatie van de zorgvrager en een bepaald inzicht, mate van intelligentie, of ‘drive’ tot verbetering van de situatie of om de situatie te volbrengen.
De verpleegkundige diagnosen beginnen bijna allemaal met: ‘wens tot’. En als er geen wens is vanuit de zorgvrager om iets aan het probleem te doen, dan is er ook geen motivatie.

Slide 4 - Slide

Deel 3, multidisciplinaire problemen
Dit zijn problemen waarbij meerdere disciplines betrokken zijn. Denk aan: arts, fysio, psycholoog, logopedist, etc. Hier is al een medische diagnose gesteld, vanuit de medische diagnose ontstaan verpleegkundige diagnosen. De meest voorkomende verpleegkundige diagnosen, behorende bij het multidisciplinaire probleem, worden genoemd.  

Slide 5 - Slide

Deel 4, diagnostische clusters
Er is een medische diagnose die zorgt voor meerdere problemen in het lichaam, waarbij meerdere specialismen betrokken zijn. Bv. bij de ziekte van Crohn is zowel de MDL arts, de internist, de verpleegkundige, chirurg (bij bv. weghalen stukje darm). Ook hier worden, net als bij deel 3, de meest voorkomende verpleegkundige diagnosen, behorende bij het diagnostische cluster, benoemd. 

Slide 6 - Slide

Label en verpleegkundige diagnose
Elk deel bestaat uit diverse ‘labels’.
Een label is een verzamelnaam: hieronder vallen een aantal verpleegkundige diagnosen.
De labels staan bovenaan een pagina, zijn dikgedrukt en in een vergroot lettertype.
De verpleegkundige diagnosen staan er onder, ook dikgedrukt maar in iets minder groot lettertype.

Slide 7 - Slide

Voorbeeld: label ademhaling
Verpleegkundige diagnosen die bij ademhaling horen:
- Risico op verminderde ademhaling
- Ineffectief ademhalingspatroon
- Verminderd ademhalingsvermogen
- Verstoorde gaswisseling
- Moeilijke ontwenning van de beademing
- Risico op moeilijke ontwenning van de beademing
- Ineffectief ophoesten

Slide 8 - Slide

Definitie
Een definitie is een omschrijving. De definitie staat in een blauwe tekst onder de verpleegkundige diagnose. Door de definitie te lezen en daarnaast te kijken naar de situatie van de zorgvrager, kun je bepalen of de definitie van toepassing is op de zorgvrager.
Voorbeeld:
Ineffectief ademhalingspatroon.
Definitie: Inademing en/of uitademing die niet voorziet in een toereikende aanvoer en afvoer van gassen.

Slide 9 - Slide

NIC
Nursing Intervention Classification

Welke interventies pas je toe?
Afstemming op individu!

Slide 10 - Slide

NOC
Nursing Outcome Classification

Wat is het beoogde resultaat?
Afstemming op individu!

Slide 11 - Slide

PESDIE
PESDIE met behulp van Carpenito: Hoe doe je dat?
  • Probleem
  • Etiologie
  • Symptomen
  • Doel
  • Interventies
  • Evaluatie

Slide 12 - Slide

Probleem


Dit is de verpleegkundige diagnose die je hebt gekozen uit deel 1, 2, 3, 4

Slide 13 - Slide

Etiologie
Oorzaak = (tip: kijk bij de beïnvloedende factoren, staat er iets bij dat de zorgvrager uit jouw casus misschien heeft?). Er kan ook een oorzaak zijn die in de casus staat, en niet wordt vermeld in Carpenito. 

Slide 14 - Slide

Symptomen
Kijk in Carpenito bij ‘verschijnselen’, haal de verschijnselen er uit die de zorgvrager vertoont. Soms staan er nog aanvullende symptomen in de casus die wel horen bij het probleem. Ook deze voeg je toe

Slide 15 - Slide

Doel
Beoogd resultaat. Let op: het beoogd resultaat moet nog wel meetbaar in tijd worden gemaakt. Dus plak er een termijn aan b.v. binnen 3 dagen, of 3 jaar. Kijk wat realistisch is. 

Slide 16 - Slide

Interventies
deze staan in Carpenito. Staan ze er niet, dan moet je zelf interventies bedenken. Let er op dat je goed kijkt of de interventies haalbaar zijn voor deze zorgvrager.  

Slide 17 - Slide

Evaluatie
Binnen hoeveel uren/dagen/weken evalueer je? Je evalueert op product: Is het doel behaald? En je evalueert op proces: Hoe is het doel behaald? En je kijkt naar de randvoorwaarden: zijn de voorwaarden om het doel te behalen goed geweest? 

Slide 18 - Slide

SMART

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide