Fase 2, periode 4, les 3, stijlkwesties, STARTER EN GEVORDERD

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Fase 2, periode 4, les 3, STARTER EN GEVORDERD

Herhaling en extra oefening

Als/dan

Die/dat, dit/deze, dat/wat

Jou/jouw - u/uw - mij/mijn - me/mijn

Wat gaan we doen?

1) lesdoelen bespreken: wat ga je leren en doen?
* aan het eind van deze les zijn de regels rondom drie spellingscategorieën weer opgehaald
* aan het eind van deze les heb je geoefend met het toepassen van spelling in de doorgeefschrijfopdracht
* aan het eind van deze les heb je een begin gemaakt met de opdrachten van Starttaal (Studiemeter)

2) Klassikaal oefenen met de drie categorieën: zoek de fout

3) Korte samenvatting van de drie spellingscategorieën klassikaal maken

4) Doorgeefschrijfopdracht in groepen

5) Aan het werk met de opdrachten

Wat is de foute zin?

1. We hebben veel langer  als het ingeplande uur aan deze eindopdracht besteed.
2. We hebben veel langer dan  het ingeplande uur aan deze eindopdracht besteed.

Wat is de foute zin?

1. Sommige topmodellen komen voor minder als tienduizend euro hun bed niet uit.
2. Sommige topmodellen komen voor minder dan tienduizend euro hun bed niet uit.

Zoek de foute zin

1. Nadat zij hoorden dat Herman ook zou komen, besloten zij weg te blijven, wat ik zeer teleurstellend vond.
2. Nadat zij hoorden dat Herman ook zou komen, besloten zij weg te blijven,  dat ik zeer teleurstellend vond.

Zoek de foute zin

1. Dat was het gevecht wat  de toekomst van het huis Shinzou zou bepalen.
2. Dat was het gevecht dat de toekomst van het huis Shinzou zou bepalen.

Wat is de foute zin?

1.  U probleem hoor ik voor het eerst, dus ik kan u nog even niet helpen.
2. Uw  probleem hoor ik voor het eerst, dus ik kan u nog even niet helpen.

Wat is de foute zin?

1. Dit is allemaal  jou schuld!
2. Dit is allemaal jouw  schuld!

Samenvattingen maken met elkaar

Welke regels horen er bij de spellingscategorie als/dan?

Je mag ook een goede voorbeeldzin geven, als je de regels bent vergeten

Welke regels horen er bij de verwijzingswoorden: die of dat, dit of deze, dat of wat?
Wanneer gebruik je die/ dat, dat/wat en dit/deze?

Je mag ook een goede voorbeeldzin geven als je de regel niet meer weet

Wanneer schrijf je jou of jouw - u of uw - mij of mijn - me of mijn?

Je mag ook een goede voorbeeldzin geven als je de regel niet meer weet

Doorgeefopdracht 

- Maak groepen van 3/4 personen

- Jullie krijgen allemaal 1 vel papier

- Hier staat een opdracht op die je als groep moet uitvoeren

- Iedereen schrijft individueel steeds twee nieuwe regels van het verhaal, onder de regels die je buurman-vrouw heeft opgeschreven

Doorgeefopdracht

Maak met elkaar een kettingverhaal door aan onderstaande zin en de vervolgzinnen van je buurman/buurvrouw, steeds twee nieuwe zinnen toe te voegen.

Zuchtend loopt Marieke naar de voordeur.

Aan het werk

lesweek 3

3F--> taalverzorging--> stijlkwesties--> Als/dan--> opdracht 4

3F--> taalverzorging--> stijlkwesties--> Die/dat, dit/deze, dat/wat-->opdracht 4

3F--> taalverzorging--> stijlkwesties-->Jou/jouw - u/uw - mij/mijn - me/mijn-->opdracht 4

Lesweek 2

3F--> Taalverzorging | Spelling | Hoofdletters-->opdracht 4

3F--> Taalverzorging | Spelling | Meervoudsvormen-->opdracht 4

3F--> Taalverzorging | Spelling | Aaneenschrijven en tussenklanken -->opdracht 4

Lesweek 1
3F--> Taalverzorging | Werkwoordspelling | Sterke en onregelmatige werkwoorden -->opdracht 4

3F--> Taalverzorging | Werkwoordspelling | Werkwoordspelling gecombineerd-->opdracht 4