examentraining fin 1

geef voorbeelden van duurzame productiemiddelen
1 / 11
next
Slide 1: Mind map
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

geef voorbeelden van duurzame productiemiddelen

Slide 1 - Mind map

Hoe bereken je de afschrijvingskosten?

Slide 2 - Open question

Dirk verkoopt schoenen. Zijn inventaris is op 1 juli 2018 nog €13.500 waard.
Deze inventaris heeft hij aangeschaft op 1 januari 2015
Per jaar schrijft hij 20% van de aanschafwaarde af.
A. Hoeveel procent van de aanschafwaarde van de inventaris is op 1 juli 2018 al afgeschreven?
B. Bereken de aanschafwaarde van de inventaris, inclusief btw (hoog tarief)
c. Bereken het bedrag dat Dirk jaarlijks afschrijft.

Slide 3 - Open question

Dirk verkoopt schoenen. Zijn inventaris is op 1 juli 2018 nog €13.500 waard. Deze inventaris heeft hij aangeschaft op 1 januari 2015. Per jaar schrijft hij 20% van de aanschafwaarde af.
A. Hoeveel procent van de aanschafwaarde van de inventaris is op 1 juli 2018 al afgeschreven?

Boekwaarde op 1 juli 2018 = 13.500
Aantal jaren afschrijving = 3.5 jaar
3.5 x 20% = 70% afgeschreven

 B. Bereken de aanschafwaarde van de inventaris, inclusief btw (hoog tarief)
13.500 = 30% van de aanschafwaarde
13.500 / 30 x 100 = 45.000 exclusief BTW
45.000 x 1.21 = 54.450

c. Bereken het bedrag dat Dirk jaarlijks afschrijft.
45.000 x 0.2 =  9.000



Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Een onderneming verkoopt fotoboeken. Voor een standaardformaat betaalt de klant €10.98
De vaste kosten van de fotoboeken bedragen €3.000.
De variabele kosten bedragen €1.50 per boek
Het afgelopen jaar zijn 2.000 fotoboeken verkocht.

a. Bereken de break even omzet van de fotoboeken
b. Bereken de veiligheidsmarge
c. Schrijf een voorbeeld op van vaste kosten per boek en een voorbeeld van variabele kosten

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Bart heeft op dit moment met zijn bedrijf een veiligheidsmarge van 30%
Wat betekent dit?
A
als de omzet met 30% stijgt, dan is het break-evenpunt bereikt
B
als de omzet met meer dan 30% daalt gaat de onderneming verlies leiden
C
de onderneming behaalt op dit moment een brutowinstmarge van 30%

Slide 10 - Quiz

wat voor een soort kosten zijn huisvestingskosten?
A
constante en directe kosten
B
variabele en directe kosten
C
constante en indirecte kosten

Slide 11 - Quiz