Eerste kennismaking met CE

Het Centraal Eindexamen
Een eerste kennismaking en belangrijke tips en trucs!
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Het Centraal Eindexamen
Een eerste kennismaking en belangrijke tips en trucs!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen? 
  • Toets Leesvaardigheid in de toetsweek (tekst op eindexamenniveau)
  • Eerste kennismaking met Centraal Eindexamen Nederlands
  • Examenstrategieën
  • Leesstrategieën 

Slide 2 - Slide

Het CE Nederlands

Slide 3 - Mind map

Wist je dat...
  • Het CE duurt 3 uur
  • Je leest een langere tekst (3 tot 4 bladzijden) met vragen 
  • Je leest twee of of drie kortere teksten (1-2 bladzijden) met vragen
  • Samenvatting van een kortere tekst 
  • Tekstboekje en vragenboekje 
  • Aftrek voor spel- en formuleerfouten 

Slide 4 - Slide

Tekstverklaren 
1. Hoofdgedachte
2. Meerkeuzevragen
3. Tekstverbanden
4. Open vragen
5. Argumentatie
6. Mening en doel v/d schrijver
Samenvatten
1. Spelling
2. Samenvatting schrijven

Slide 5 - Slide

Tip 1: Lees in drie rondes
1. Oriënterend (max. 2-3 minuten)
Titel, tussenkopjes, schrijver, medium, eerste en laatste alinea.
Waar gaat de tekst over?
2. Intensief
Lees eerst de vragen door. 
Streep per alinea de belangrijkste zin aan + signaalwoorden.
Zet eigen aantekeningen/samenvatting in de kantlijn. 
3. Vragen beantwoorden.
Lees goed. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Opdracht
  • Bekijk het uitgedeelde eindexamen. 
  • Lees oriënterend 
  • Lees intensief 

Slide 8 - Slide

Tekstonafhankelijke vragen
  1. Tekst indelen (welk tussenkopje hoort bij welke alinea) 
  2. Functies van tekstgedeeltes bepalen (wat is functie van alinea x tov alinea Y) 
  3. Woorden of zinnen uit de tekst citeren. (Citeer uit de tekst de zin die...)  
  4. Iets met eigen woorden zeggen.  
  5. Hoofdgedachte van een tekstgedeelte bepalen 
  6. Argumentatieve vragen (standpunt, argumenten, redenering, drogreden) 
  7. Hoofdgedachte van de hele tekst  
  8. Schrijfdoel of tekstsoort vaststellen 

Slide 9 - Slide

De auteur verwijst naar een rapport van de VROM-raad om zijn standpunt te ondersteunen. Van welk type argumentatie maakt hij daarbij gebruik?
A
Functies van tekstgedeelten bepalen
B
Iets met eigen woorden zeggen
C
Argumentatieve vraag
D
Schrijfdoel vaststellen

Slide 10 - Quiz

"We zijn aangewezen op anonieme solidariteit" (r. 90-91). Welke van onderstaande zinnen vormt de beste interpretatie van deze zin? (meerkeuzevraag)
A
Argumentatieve vraag
B
Hoofdgedachte van een tekstgedeelte bepalen
C
Hoofdgedachte van de hele tekst bepalen
D
Iets met eigen woorden zeggen?

Slide 11 - Quiz

De titel van de tekst is een vergelijking. Leg de titel uit, gelet op de strekking van de tekst. Ga daarbij in op beide elementen van de vergelijking. Geef je antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik niet meer dan 20 woorden.
A
Iets met eigen woorden zeggen
B
Woorden of zinnen uit de tekst citeren
C
Hoofdgedachte van de tekst bepalen
D
Schrijfdoel of tekstsoort vaststellen

Slide 12 - Quiz

De tekst kan in vier tekstdelen worden verdeeld. Bij welke alinea hoort het tussenkopje "Kenmerken castingshows"
A
Functie van tekstgedeelte bepalen
B
Iets met eigen woorden zeggen.
C
Tekst indelen
D
Argumentatieve vraag

Slide 13 - Quiz

Opdracht 
1. Geef per vraag van tekst 1 aan om welk type vraag het gaat 
2. Vergelijk je bevindingen met klasgenoten

Slide 14 - Slide

Tekstonafhankelijke vragen
  1. Tekst indelen (welk tussenkopje hoort bij welke alinea) 
  2. Functies van tekstgedeeltes bepalen (wat is functie van alinea x tov alinea Y) 
  3. Woorden of zinnen uit de tekst citeren. (Citeer uit de tekst de zin die...)  
  4. Iets met eigen woorden zeggen.  
  5. Hoofdgedachte van een tekstgedeelte bepalen 
  6. Argumentatieve vragen (standpunt, argumenten, redenering, drogreden) 
  7. Hoofdgedachte van de hele tekst  
  8. Schrijfdoel of tekstsoort vaststellen 

Slide 15 - Slide

Lees de vraag zorgvuldig
  • Snap je de vraagstelling niet? Zoek dan de moeilijke woorden op.  
  • Check na het opschrijven van je antwoord of je ook écht antwoord op de vraag hebt gegeven.   
  • Herhaal de vraag in je antwoord (antwoordstarter)  
  • Beantwoord alle vragen (zeker de meerkeuze!) 

Maak nu de vragen. Zorg dat je in ieder geval vraag 1 t/m 10 gemaakt hebt voor de volgende les. 

Slide 16 - Slide

2. ‘Die keurmerken zijn nietszeggend geworden.’ (regels 14-15)
Welke twee verklaringen hiervoor blijken uit de eerste alinea?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je
antwoord niet meer dan 20 woorden.

Slide 17 - Open question

3. In alinea 2 worden voorbeelden gegeven van keurmerken voor koffie.
Wat is het uiteindelijke doel van het noemen van deze voorbeelden?
Baseer je op alinea 3.

Slide 18 - Open question

6. In alinea 4 wordt gesproken over het logo ‘100%-slaafvrij’. Uit het
genoemde voorbeeld wordt een probleem met keurmerken duidelijk.
Leg uit wat dat probleem inhoudt.

Slide 19 - Open question