WEBB 25.1

Welkom
5 havo BEDRIJFSECONOMIE||  2022-2023
1 / 16
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom
5 havo BEDRIJFSECONOMIE||  2022-2023

Slide 1 - Slide

Programma

  • Lesdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt onderscheid maken tussen deze kosten bij een handelsonderneming en bij een dienstverlenende onderneming met een omvormingsproces.
  • Je kunt uitleggen wat afschrijven inhoudt en afschrijvingen berekenen.

Slide 3 - Slide

Inkopen
Wat is het verschil tussen handelsonderneming en productiebedrijf?

Grondstoffen

Hulpstoffen

Materialen

Slide 4 - Slide

Duurzame productiemiddelen
  • Ander benaming van vaste activa; activa die meer dan één productieproces meegaan. 
  • kosten die hiermee samenhangen: 
  • afschrijvingskosten
  • interestkosten (rente over kapitaal wat gemiddeld geïnvesteerd is in productiemiddel
  • complementaire kosten; kosten die samenhangen met gebruik en bezit van productiemiddel. (bijv. reparatie, onderhoud, energiekosten, soms loonkosten) 
voorbeelden: gebouwen, machines, vervoersmiddelen, inventaris

Slide 5 - Slide

Afschrijven 
Aanleiding: vaste activa worden minder waard door gebruik en het verstrijken van tijd. 

Reden afschrijven: door periodiek af te schrijven worden de verwachte kosten van de waardedaling van de een vast actief verdeeld over de tijd dat we deze verwachten te gebruiken. 

Slide 6 - Slide

Formule periodieke afschrijving
A = aanschafprijs inclusief bijkomende kosten 
R = restwaarde minus (sloop-)kosten 
n = aantal termijnen 

Slide 7 - Slide

Afschrijvingskosten berekenen
Formule: 

(aanschafprijs - restwaarde) : aantal perioden

  • Tot de aanschafprijs reken je ook de bijkomende kosten bij aanschaf zoals bijvoorbeeld de installatiekosten van een machine
  • De restwaarde verminder je met eventuele kosten die te maken hebt aan het einde van de levensduur (bijv. sloopkosten)
  • n: aantal perioden = economische levensduur

nAR

Slide 8 - Slide

Door de jaarlijkse afschrijving wordt een kapitaalgoed ...... waard.
A
Minder
B
Meer

Slide 9 - Quiz

Afschrijven van inventaris
A
Geen invloed op EV
B
Wel invloed op EV

Slide 10 - Quiz

Afschrijvingen zijn
A
Kosten
B
Uitgaven
C
Kosten en uitgaven

Slide 11 - Quiz

Een bedrijf heeft een computer gekocht voor
€ 1.200 die 6 jaar meegaat. De restwaarde is € 0. Wat is de jaarlijkse afschrijving?
A
Dat kun je zo niet berekenen
B
€ 1.200
C
€ 200
D
€ 300

Slide 12 - Quiz

Bereken de afschrijving per jaar.
Bastiaan heeft voor € 15.000 een auto gekocht en hij wil die in 5 jaar afschrijven. Hij verwacht de auto na die 5 jaar nog voor € 5.000 te kunnen verkopen.
A
€ 1.000
B
€ 1.500
C
€ 2.000
D
€ 3.000

Slide 13 - Quiz

Een voorbeeld
Een ondernemer koopt een zaagmachine voor € 2.450, de afleveringskosten zijn € 50. Hij gaat er vanuit dat deze machine 5 jaar mee gaat en een restwaarde heeft van € 500. 
Bereken de totale afschrijving per jaar.
2.450 + 50 - 500 = 2.000
2000 : 5 = 400
Afschrijving per jaar is € 400 

Slide 14 - Slide

Let op
Wordt er aangegeven dat een aanschafprijs of restwaarde inclusief btw is? Reken deze dan om naar de prijs exclusief btw.

Voorbeeld: aanschaf laptop € 899 incl. 21% btw 
Aanschafprijs is € 899/1,21 = € 742,98 

of                         = € 742,98
121899100

Slide 15 - Slide

Opgave 25.1 t/m 25.3 maken
timer
8:00

Slide 16 - Slide