15-3 hf 4 tv hh alle theorie +oefenen

Welkom!
Wat ligt er op je tafel?






1
2
Log in:  
Lesson up 
online lesprogramma
WELKOM!
3
4
maak de lesson-up les hh
tv
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Wat ligt er op je tafel?






1
2
Log in:  
Lesson up 
online lesprogramma
WELKOM!
3
4
maak de lesson-up les hh
tv

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
  Deze dag
  • enveloppe (inschrijving) inleveren
  • stemwijzer invullen
  • Maak  domein toets lezen 1F (ga je donderdag mee verder)




volgende dagen

  • Di: groep A PW Hf 4
  • wo: taalles groep B PW hf4
  • Do  afmaken domein toets.

Slide 2 - Slide

Ik zal een aantal herhalingstaken klaarzetten in NUMO voor het SO.
Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
Aan de slag!
domeintoets (digitale toetsen Nieuw Nederlands) maken
Wat?
Met wie?
Hulp?

Eerder klaar?
En daarna?


Zelfstandig
timer
10:00
Stel vragen in teams of in de klas
extra trainen pw Hf 4
Samen afsluiten 11:55 uur
De camera en geluid mogen uit.
 weer bereikbaar

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

hoe weet je hoe je voltooide tijd schrijft?
verwijswoorden zijn?
Afsluiten
Verschil feiten en argumenten?
Wil je ergens uitleg over?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Basis:
Je kan de werkwoordspelling van tt, vt, voltooide tijd schrijven 
Zinsontleden pv, ow

Kader:
Je kan de zin ontleden, pv, ow, wwgezegde, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp in de zin vinden.
Lesdoel

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

De ham-vraag

Voor een correcte werkwoordspelling, moet je altijd eerst een belangrijke vraag stellen. Namelijk:


Heb ik te maken met een persoonsvorm???

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Waarom?

Deze vraag is heel belangrijk. Kijk maar:


Hier is vorige week een ongeluk gebeur... Het is een gevaarlijk kruispunt. 


Vraag: Is er vorige week hier een ongeluk gebeurd

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Hoe herken je de pv?

De pv past zich aan het onderwerp aan:


Ik neem een Big Mac.

Neem jij een Big Mac?

Hij neemT een Big Mac.

Wij nemEN een Big Mac.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Hoe herken je de pv?

De pv verandert van tijd:             

                              

Ik neem een Big Mac.                                 Ik smul ervan.

Ik nam een Big Mac.                                    Ik smulde ervan.


Sterk werkwoord, want                              Zwak werkwoord, want

het verandert van klank.                            het verandert niet van
                                                                          klank.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Sterke werkwoorden

Je schrijft wat je hoort: sloeg, riep, brak, dacht, reed 

(en je gebruikt de 'gewone' spelregels als de langermaakregel!).



Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Schrijf de VT goed: Toen zij klaar was,.... zij er slechts een paar (missen)

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Wanneer gebruik je het 'T sexyfokschaap?
A
Bij de verleden tijd en voltooid deelwoord
B
Als je in de VT niet hoort of je het met -te of -de moet schrijven
C
Als je het onderwerp zoekt
D
Om de PV te vinden

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Goed of Fout: een sterk werkwoord verandert van klank
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Moeder heeft een snoep (beloven).
A
beloven
B
beloofd
C
belofte
D
belooft

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind
C
Vint
D
Vintd

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Een werkwoord is:
A
Een ander woord voor het onderwerp
B
Een doe-woord
C
Een woord die aangeeft welk werk iemand doet
D
Een woord die je weg kan laten uit een zin

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
Door de zin in een andere tijd te zetten
B
Door de zin om te draaien
C
Door ' t exkofschip te gebruiken
D
Met de getalproef

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Verkleinwoorden
Je kunt een zelfstandig naamwoord verkleinen. Een verkleinwoord maak je meestal door het achtervoegsel -je achter een zelfstandig naamwoord te plakken: huis – huisje; stok – stokje.

Soms moet je ook nog iets anders veranderen. Bijvoorbeeld:
- stoel – stoeltje; schoen – schoentje
- boom – boompje; scherm – schermpje
- ketting – kettinkje; koning – koninkje
- auto – autootje; café – cafeetje
- stem – stemmetje; man – mannetje
- ring – ringetje; tekening – tekeningetje
Als je twijfelt hoe je een verkleinwoord schrijft, kun je het verkleinwoord opzoeken op woordenlijst.org.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Video

This item has no instructions

Wat is het verkleinwoord?
het logo

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Wat is het verkleinwoord?
de sms

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Wat is het verkleinwoord?
de beloning

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Wat is het verkleinwoord?
de foto

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Theorie § tv verwijswoorden

Slide 26 - Slide

Samen leertekst lezen
Het, dit, dat zijn verwijswoorden. Ze verwijzen naar:
A
de-woord enkelvoud
B
het-woord enkelvoud

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Formuleren (verwijswoorden)

''Ik heb een oude fiets, maar … rijdt nog goed.''
A
dat
B
dit
C
deze
D
die

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

ze,zij,deze,die zijn verwijswoorden. ze verwijzen naar:
A
de-woord in het enkelvoud
B
het-woord in het meervoud
C
woorden in het meervoud

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

zinsontleding stappen

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan
Jij mag de laptop hebben. 
Jij mag de laptop hebben.
Jij mag de laptop hebben.
Jij mag de laptop hebben.
werkw. gezegde
persoonsvorm
onderwerp
lijdend voorwerp

Slide 31 - Drag question

This item has no instructions

Hoe vind je de zinsdelen?
Persoonsvorm, onderwerp, lijdend voorwerp, gezegde etc. 
Wie of wat + PV?
Alle werkwoorden in een zin.
Wat of wie + gez + ond?
Tijdsproef of vraagproef
werkw. gezegde
onderwerp
persoonsvorm
zinsdelen
lijdend voorwerp

Slide 32 - Drag question

This item has no instructions

Stappenplan
De film volgt op de serie. 
De film volgt op de serie
De film volgt op de serie. 
De film volgt op de serie
werkw. gezegde
onderwerp
persoonsvorm
lijdend voorwerp

Slide 33 - Drag question

This item has no instructions

Check huiswerk
geen

Slide 34 - Slide

Samen leertekst lezen
Herhalen van lesdoel
Sander: uitleg spelling TT

Giovanny: VT

Devlin: voltooide tijd

Slide 35 - Slide

Samen leertekst lezen