Doelen van de klas:
- Ik ben stil wanneer: mijn docent praat, mijn klasgenoot de beurt heeft of het stoplicht op rood staat.
- Mijn telefoon en oordopjes zitten in de telefoontas.
- Ik ben aardig voor mijn schoolgenoten.
- Ik steek mijn vinger op wanneer ik iets wil vragen/zeggen.
- Ik heb mijn spullen bij me en maak mijn werk (behalve als ik langere tijd ziek ben geweest).
- Ik zit goed op mijn stoel.
Doel mevrouw Koops:
- Ik waarschuw volgens de stappen van de escalatieladder.