1TH Kern Les 26: Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Welkom 1C!
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom 1C!

Slide 1 - Slide

Deze les...
- Presentiecontrole
- Voorlezen: Offerkind
- Doelen doornemen
- Uitleg theorie persoonsvorm tegenwoordige tijd
- Aan de slag!

Slide 2 - Slide

Voorlezen: Offerkind

Slide 3 - Slide

Donderdag 6 oktober, 6e uur:
Repetitie Spelling
Les 11, blz. 26-27: Meervoudsvormen
Les 12, blz. 28-29: Bijzondere meervoudsvormen
Les 13, blz. 30-31: Hoofdletters
Les 26, blz. 56-57: Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Les 27, blz. 58-59: Persoonsvorm verleden tijd

Slide 4 - Slide

Doelen
- Ik kan de persoonsvorm vinden in eenvoudige zinnen.
- Ik kan de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct spellen.

Slide 5 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Werkwoorden geven aan wat er in een zin gebeurt. 
De persoonsvorm is een vorm van het werkwoord.
In zinnen met maar één persoonsvorm kun je de persoonsvorm vinden door de zin vragend te maken of hem in een andere tijd te zetten.

Slide 6 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Als je de zin vragend maakt, komt de persoonsvorm vooraan te staan:
> Mijn broertje maakt zijn huiswerk.
> Maakt mijn broertje zijn huiswerk?

Slide 7 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Als je de zin in een andere tijd zet, verandert de persoonsvorm:
> Mijn broertje maakt zijn huiswerk.
> Mijn broertje maakte zijn huiswerk.

Slide 8 - Slide

Wat is de persoonsvorm?

Miranda schrijft een lange e-mail.

Slide 9 - Open question

Wat is de persoonsvorm?

De kinderen spelen in de speeltuin.

Slide 10 - Open question

Wat is de persoonsvorm?

Finn bakt op zaterdag lekkere taarten.

Slide 11 - Open question

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Voor de spelling van de persoonsvorm zijn er drie mogelijkheden:
1.  ik-vorm                                  ik loop, teken, word
2. ik-vorm+t                              jij/hij/zij/het/u loopt, tekent, wordt
3. het hele werkwoord        wij/jullie/zij lopen, tekenen, worden

Slide 12 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Let op! Als 'je' of 'jij' achter de persoonsvorm staat, schrijf je de ik-vorm: jij denkt, denk jij? jij vindt, vind jij?

Ezelsbruggetje: als je niet kunt horen of je -d of -dt moet schrijven, vul dan in gedachten het werkwoord 'lopen' in.


Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Dus...
ik-vorm                             bij 'ik' en als 'je' of 'jij' achter de pv staat
ik-vorm+t                         bij 'je', 'jij', 'hij', 'zij', 'het' en 'u'
hele werkwoord           bij 'wij', 'jullie' en 'zij'

Slide 15 - Slide

De docent ... het dictee voor.
A
lees
B
leesd
C
leest
D
leesdt

Slide 16 - Quiz

... jij je stoel aanschuiven?
A
Wil
B
Wild
C
Wilt
D
Willen

Slide 17 - Quiz

Micha ... later autocoureur.
A
word
B
wordt
C
wort
D
worden

Slide 18 - Quiz

Rowena en Lilian ... de laatste trein.
A
mis
B
mist
C
misdt
D
missen

Slide 19 - Quiz

... jij deze opdrachten moeilijk?
A
Vind
B
Vindt
C
Vint
D
Vinden

Slide 20 - Quiz

Mirjam ... de juiste oplossing.
A
raad
B
raat
C
raadt
D
raden

Slide 21 - Quiz

Jij ... je vast niet meer!
A
vergis
B
vergist
C
vergisdt
D
vergissen

Slide 22 - Quiz

Aan de slag!
MNV Les 26, opdracht 1 t/m 3 blz. 56

Deze opdrachten zijn huiswerk
 voor donderdag 22 september, 6e uur

Slide 23 - Slide