10 nov spelling

Klassenregels
Je mobiel en oordopjes zijn uit het zicht.
Je Ipad ligt plat op tafel, tenzij anders aangegeven.
De Ipad wordt alleen gebruikt voor lesdoeleinden.
Je jas hangt op de gang.
Als de docent praat, ben je stil. Je steekt je vinger op als je iets wilt zeggen.
Je eet en drinkt niet tijdens de les.
Je hebt een actieve werkhouding.
Je hebt je leerwerkboek en leesboek mee en maakt je huiswerk.



1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Klassenregels
Je mobiel en oordopjes zijn uit het zicht.
Je Ipad ligt plat op tafel, tenzij anders aangegeven.
De Ipad wordt alleen gebruikt voor lesdoeleinden.
Je jas hangt op de gang.
Als de docent praat, ben je stil. Je steekt je vinger op als je iets wilt zeggen.
Je eet en drinkt niet tijdens de les.
Je hebt een actieve werkhouding.
Je hebt je leerwerkboek en leesboek mee en maakt je huiswerk.



Slide 1 - Slide

Lesdoelen

Ik weet wat een sterk werkwoord is.
Ik weet hoe ik een zelfstandig naamwoord in het meervoud moet zetten.

Slide 2 - Slide

Van sommige werkwoorden verandert de klank als je de pv in de verleden tijd zet. Dat zijn sterke werkwoorden.

lopen-liep-liepen
bieden-bood-boden
slaan-sloeg-sloegen
staan-stond-stonden

Slide 3 - Slide

Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, een dier, een plant of een ding.
Bijna alle zelfstandige naamwoorden kun je in het meervoud zetten.
Bij heel veel zelfstandige naamwoorden zet je dan -en achter het woord.
- de leerling – de leerlingen
- het boek – de boeken

Slide 4 - Slide

Let goed op de spelling van het meervoud.
- Soms moet je een extra letter opschrijven.
de kat – de katten
- Soms moet je een letter weglaten.
de muur – de muren
- Bij sommige meervouden moet je een letter veranderen.
de neus – de neuzen

Slide 5 - Slide

Meervoud avontuur
A
avontuuren
B
avonturen

Slide 6 - Quiz

meervoud van bal
A
ballen
B
balen

Slide 7 - Quiz

meervoud van brief
A
briefen
B
brieven

Slide 8 - Quiz

meervoud van gevaar
A
gevaren
B
gevaaren
C
gevaars

Slide 9 - Quiz

meervoud van glas
A
glasen
B
glaazen
C
glaasen
D
glazen

Slide 10 - Quiz

meervoud de kans
A
kansen
B
kanzen

Slide 11 - Quiz

meervoud de straf
A
straffen
B
strafen
C
straven

Slide 12 - Quiz

hoe schrijf je

Slide 13 - Open question

Hoe schrijf je

Slide 14 - Open question

Hoe schrijf je

Slide 15 - Open question

Hoe schrijf je

Slide 16 - Open question

Hoe schrijf je

Slide 17 - Open question

Hoe schrijf je

Slide 18 - Open question

Hoe schrijf je

Slide 19 - Open question

Hoe schrijf je

Slide 20 - Open question

Vragen?

Werk verder aan hoofdstuk 3 paragraaf 8 spelling

Slide 21 - Slide