Lezen klas 1 (4.3)

31 maart t/m 4 april
Doel: signaalwoorden herkennen in een tekst


1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with text slides.

Items in this lesson

31 maart t/m 4 april
Doel: signaalwoorden herkennen in een tekst


Slide 1 - Slide

Planning
  • 15 minuten lezen 
  • Theorie: wat zijn signaalwoorden
  • Oefening signaalwoorden uit tekst halen
  • Blooket herhaling theorie

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Groepsoefening
Vind zo snel mogelijk met jouw groep alle signaalwoorden in de tekst.

timer
5:00

Slide 7 - Slide

De laatste trein
Het station lag er verlaten bij. De regen sloeg tegen de overkapping en een eenzame lantaarn flikkerde in de wind. Sophie trok haar jas dichter om zich heen en keek op de klok. Hoewel ze wist dat de trein pas over twintig minuten zou komen, voelde ze een onrust die ze niet kon plaatsen. Ze haalde diep adem en probeerde zich te ontspannen. Toch bleef er iets knagen.
Naast haar stond een man met een oude koffer. Zijn gezicht was grotendeels verborgen onder een brede hoed. Enerzijds straalde hij iets vertrouwds uit, anderzijds maakte hij haar nerveus. Hij bewoog nauwelijks, behalve wanneer hij af en toe met zijn vingers over het versleten handvat van zijn koffer gleed. Integendeel, het was bijna alsof hij bevroren stond in de tijd.
Sophie keek weg en richtte haar aandacht op de vertrektijden. Allereerst viel haar op dat haar trein vertraging had. Daarnaast bleek er een storing op het traject te zijn, en vervolgens werd omgeroepen dat er mogelijk bussen zouden worden ingezet. Bovendien zag ze op het bord dat de laatste trein richting haar bestemming geschrapt was. Tot slot begreep ze dat ze geen andere keus had dan te wachten.
Ze voelde een rilling over haar rug lopen. Eerst probeerde ze zichzelf wijs te maken dat het de kou was, daarna probeerde ze zich te concentreren op haar ademhaling. Ondertussen begon de man zachtjes met zijn voet op de stenen te tikken. Vervolgens schraapte hij zijn keel en draaide hij zich langzaam naar haar toe. Ten slotte verbrak hij de stilte:
"Je wacht op een trein die niet meer komt."
Sophie voelde haar hart sneller kloppen. Aan de ene kant klonk zijn stem vriendelijk, maar er zat iets in zijn toon dat haar waarschuwde op haar hoede te zijn. Desondanks bleef ze staan. De wind huilde door het station. De man zette een stap dichterbij en opende zijn koffer. Sophie keek naar binnen en voelde haar adem stokken.
Wat erin lag, kon niet echt zijn.
Inhoudelijke vragen (Waar gaat de tekst over?)
1. Waar speelt het verhaal zich af?
2. Hoe wordt de sfeer op het station beschreven?
3. Wat voelt Sophie terwijl ze op de trein wacht?
4. Wie is de mysterieuze man en hoe wordt hij beschreven?
5. Wat gebeurt er op het einde van de tekst?
Taal- en structuurvragen
6. Welke verwijswoorden komen in de tekst voor en waar verwijzen ze naar?
7. In welke tijd (tegenwoordige of verleden tijd) is de tekst geschreven?
8. Welke signaalwoorden worden gebruikt om de volgorde van gebeurtenissen aan te geven?
Tekstdoel en tekstsoort
10. Wat is het tekstdoel van deze tekst? (Informeren, overtuigen, activeren of amuseren?)












TeDe laatste trein
Het station lag er verlaten bij. De regen sloeg tegen de overkapping en een eenzame lantaarn flikkerde in de wind. Sophie trok haar jas dichter om zich heen en keek op de klok. Hoewel ze wist dat de trein pas over twintig minuten zou komen, voelde ze een onrust die ze niet kon plaatsen. Ze haalde diep adem en probeerde zich te ontspannen. Toch bleef er iets knagen.
Naast haar stond een man met een oude koffer. Zijn gezicht was grotendeels verborgen onder een brede hoed. Enerzijds straalde hij iets vertrouwds uit, anderzijds maakte hij haar nerveus. Hij bewoog nauwelijks, behalve wanneer hij af en toe met zijn vingers over het versleten handvat van zijn koffer gleed. Integendeel, het was bijna alsof hij bevroren stond in de tijd.
Sophie keek weg en richtte haar aandacht op de vertrektijden. Allereerst viel haar op dat haar trein vertraging had. Daarnaast bleek er een storing op het traject te zijn, en vervolgens werd omgeroepen dat er mogelijk bussen zouden worden ingezet. Bovendien zag ze op het bord dat de laatste trein richting haar bestemming geschrapt was. Tot slot begreep ze dat ze geen andere keus had dan te wachten.
Ze voelde een rilling over haar rug lopen. Eerst probeerde ze zichzelf wijs te maken dat het de kou was, daarna probeerde ze zich te concentreren op haar ademhaling. Ondertussen begon de man zachtjes met zijn voet op de stenen te tikken. Vervolgens schraapte hij zijn keel en draaide hij zich langzaam naar haar toe. Ten slotte verbrak hij de stilte:
"Je wacht op een trein die niet meer komt."
Sophie voelde haar hart sneller kloppen. Aan de ene kant klonk zijn stem vriendelijk, maar er zat iets in zijn toon dat haar waarschuwde op haar hoede te zijn. Desondanks bleef ze staan. De wind huilde door het station. De man zette een stap dichterbij en opende zijn koffer. Sophie keek naar binnen en voelde haar adem stokken.
Wat erin lag, kon niet echt zijn.







Inhoudelijke vragen (Waar gaat de tekst over?)
1. Waar speelt het verhaal zich af?
2. Hoe wordt de sfeer op het station beschreven?
3. Wat voelt Sophie terwijl ze op de trein wacht?
4. Wie is de mysterieuze man en hoe wordt hij beschreven?
5. Wat gebeurt er op het einde van de tekst?
Taal- en structuurvragen
6. Welke verwijswoorden komen in de tekst voor en waar verwijzen ze naar?
7. In welke tijd (tegenwoordige of verleden tijd) is de tekst geschreven?
8. Welke signaalwoorden worden gebruikt om de volgorde van gebeurtenissen aan te geven?
Tekstdoel en tekstsoort
10. Wat is het tekstdoel van deze tekst? (Informeren, overtuigen, activeren of amuseren?)




xt

Slide 8 - Slide

Blooket

Slide 9 - Slide

Les 2
Doel: signaalwoorden herkennen + lezen

Slide 10 - Slide

Planning:
  • Theorie herhalen
  • Lezen oefentoets (30 minuten)  
  • Nabespreken oefentoets

Slide 11 - Slide

Theorie herhalen

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Leesdoelen
  • Amuseren: vermaak
  • Informeren: informatie (bijv. artikel over sport)
  • Betoog: mening (bijv. recensie)
  • Activeren: aanzetten om iets te doen (bijv. reclame) 

Slide 14 - Slide

Oefening
timer
1:00

Slide 15 - Slide

Les 3

Slide 16 - Slide

Planning
  • 15 minuten lezen
  • Theorie herhalen
  • Opdracht
  • Blooket  

Slide 17 - Slide

Lezen
timer
1:00

Slide 18 - Slide

Theorie

Slide 19 - Slide

Opdracht
Vandaag en morgen maak je samen met jouw klas een krant/magazine. In groepjes werk je aan een thema (sport/mode/reizen/actualiteit).

In jouw groepje wijs je een hoofdredacteur aan. Hij keurt de onderwerpen binnen jouw thema goed. Ook wijzen jullie een eindredacteur aan. Hij leest alle artikelen en haalt eventuele fouten eruit.

Slide 20 - Slide

Stap 1: Kies een thema:
  • Sport
  • Mode
  • Reizen
  • Binnenland
  • Buitenland
  • Cultuur/media

Slide 21 - Slide

Stap 2: Kies de rolverdeling
  • Kies twee hoofdredacteuren: hij/zij keurt onderwerpen goed waarover jullie gaan schrijven. Daarnaast bedenkt hij/zij de titels van de artikelen
  • Kies twee eindredacteuren: hij/zij leest alle teksten en haalt er fouten uit

Slide 22 - Slide

Stap 3: kies onderwerpen
Bedenk nu met jouw groepje 2 onderwerpen binnen jouw thema. Werk deze uit. Als je klaar bent stuur je ze naar de eindredacteuren/hoofdredacteuren

Tip voor informatie: zoek online voor artikelen over een onderwerp. Verzamel die artikelen eerst (minimaal 3). Voeg deze artikelen samen tot één artikel.

Slide 23 - Slide

Oefening bespreken C1E

Slide 24 - Slide

Oefeningen C1H

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide