Grammatica 2 werkwoorden 1k

Wat gaan we vandaag doen?

  • Grammatica Blok 3

  • Extra Oefenen 

  • Wat hebben we geleerd?
  • Vragen?
  • Afsluiten


1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat gaan we vandaag doen?

  • Grammatica Blok 3

  • Extra Oefenen 

  • Wat hebben we geleerd?
  • Vragen?
  • Afsluiten


Slide 1 - Slide

DOEL

Na deze les weet je alles over:

- Persoonvorm
- Werkwoordelijk gezegde



Slide 2 - Slide

Werkwoorden:
-Zijn dingen die je kunt doen: lopen, fietsen, bakken
-Er gebeurt iets: Het sneeuwt buiten (SNEEUWEN)
-Iemand IS iets: Piet is bakker (van het werkwoord ZIJN)
-Werkwoorden kunnen veranderen en geven de tijd aan: 
   Ik loop naar school, ik liep naar school
-In één zin kunnen meerdere werkwoorden staan:
De juf heeft een iedereen een proefwerk laten maken.

Slide 3 - Slide

PERSOONSVORM

Slide 4 - Slide

Terugblik persoonsvorm
Persoonsvorm is 1 werkwoord:                               
  • Zin vragen makend
  • Zin in meervoud zetten
  • Zin in andere tijd zetten

    Slide 5 - Slide

    Wat is in deze zin de persoonsvorm?

    Dit weekend gaan we voetbal kijken
    A
    voetbal
    B
    kijken
    C
    gaan
    D
    weekend

    Slide 6 - Quiz

    Wat is GEEN manier om de persoonsvorm te ontdekken?
    A
    Zin vragend maken
    B
    Zin in meervoud zetten
    C
    Zin in andere tijd zetten
    D
    Zin hardop lezen

    Slide 7 - Quiz


    WERKWOORDELIJK GEZEGDE

    Slide 8 - Slide

    Slide 9 - Slide

    Werkwoordelijk gezegde
    We noemen alle werkwoorden samen het werkwoordelijk gezegde (wwg).

    Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit één of meer werkwoorden.

    Slide 10 - Slide

    Voorbeelden
    1 werkwoord:  De vogel vliegt door de kamer.
    ww gezegde: vliegt

    2 werkwoorden: De vogel kan door de kamer vliegen
    ww gezegde: kan vliegen

    3 werkwoorden: De vogel wil door de kamer kunnen vliegen
    ww gezegde: wil kunnen vliegen

    Slide 11 - Slide

    En wat is nou de persoonsvorm?
    1 werkwoord: De vogel vliegt door de kamer.
    ww gezegde: vliegt

    2 werkwoorden: De vogel kan door de kamer vliegen.
    ww gezegde: kan vliegen

    3 werkwoorden: De vogel wil door de kamer kunnen vliegen.
    ww gezegde: wil kunnen vliegen

    Slide 12 - Slide

    Wat is in de zin het werkwoordelijk gezegde?

    Jan heeft een nieuwe fiets
    A
    heeft
    B
    heeft, nieuwe
    C
    fiets
    D
    Jan

    Slide 13 - Quiz

    Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?

    Ik heb een nieuwe jas kunnen vinden:

    A
    heb , vinden
    B
    heb, nieuwe, kunnen
    C
    kunnen, vinden
    D
    heb, kunnen, vinden

    Slide 14 - Quiz

    Terugblik werkwoordelijk gezegde
    • Het werkwoordelijk gezegde zijn ALLE werkwoorden in een  zin
    • Er kunnen één of meer werkwoorden in een zin staan.


    Slide 15 - Slide

    Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

    Slide 16 - Open question

    Bedankt!

    Slide 17 - Slide