Quiz dementie

QUIZ
1 / 31
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

QUIZ

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Dementie betekent letterlijk
A
Geestelijke aftakeling
B
Psychische aftakeling
C
Somatische aftakeling

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Wat is dementie?
A
Geleidelijke achteruitgang van geestelijke gezondheid
B
Geleidelijke achteruitgang van motoriek
C
Geleidelijke achteruitgang van het hart

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Waaraan zou je kunnen herkennen dat iemand dementie heeft? Er zijn meerdere goede antwoorden
A
Mindere weerstand
B
Vergeetachtigheid
C
Moeite met situaties beoordelen
D
Onrust

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Waarmee wordt in kaart gebracht in welke fase van dementie iemand zich bevindt?
A
Folder over dementie
B
Reminiscentie
C
Observatielijst

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel vormen van dementie zijn er?
A
Meer dan 15
B
Meer dan 25
C
Meer dan 35
D
Meer dan 50

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen de Ziekte van Alzheimer en dementie?
A
Alzheimer is geen dementie.
B
Dementie is een verzamelnaam.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Waaronder valt matige tot ernstige dementie volgens de belevingsgerichte indeling?
A
De verzonken-ik-fase
B
De verborgen-ik-fase
C
De verdwaalde-ik-fase
D
De bedreigde-ik-fase

Slide 8 - Quiz

  1. De bedreigde ik
  2. De verdwaalde ik
  3. De verborgen ik
  4. De verzonken ik
Waaronder valt een persoon met zeer ernstige dementie volgens de belevingsgerichte indeling?

A
De verzonken-ik-fase
B
De verborgen-ik-fase
C
De verdwaalde-ik-fase
D
De bedreigde-ik-fase

Slide 9 - Quiz

  1. De bedreigde ik
  2. De verdwaalde ik
  3. De verborgen ik
  4. De verzonken ik
Wat is belangrijk om te doen bij een zorgvrager in de bedreigde-ik-fase?
A
Het aanbod moet aansluiten op de zintuiglijke behoeften (warmte, rust en prettige sfeer)
B
Houvast bieden en de dagelijkse leefomgeving structureren
C
Het gevoel van angst en onveiligheid verminderen

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is belangrijk om te doen door een begeleider in de fase verzonken-ik?
A
Inspelen op lichamelijke behoeften, lichamelijk contact maken, praten en prettige zintuiglijke prikkels aanbieden
B
Het gevoel van onveiligheid verminderen
C
Houvast bieden en de dagelijkse leefomgeving structureren

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel mensen met dementie zijn er in Nederland?
A
50.000
B
150.000
C
250.000

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Bij welk percentage van de mensen met dementie is er sprake van Alzheimer?
A
50%
B
60%
C
70%

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

De meest in het oog springende klacht bij de ziekte van Alzheimer is:
A
Hallucineren
B
Vergeetachtigheid
C
Wanen

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Welk deel van de hersenen is beschadigd bij frontaalkwabdementie?
A
Het voorste gedeelte
B
Het middelste gedeelte
C
Het achterste gedeelte

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Vasculaire dementie kan het gevolg zijn van:
A
Een hartinfarct
B
Een beroerte
C
Een longembolie

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

De symptomen bij Lewy body-dementie vertonen vaak overlap met:
A
De ziekte van Parkinson
B
De ziekte van Alzheimer
C
Beide

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

De behandeling bij dementie richt zich vooral op het verbeteren van de kwaliteit van leven.
A
Dat is waar
B
Dat is niet waar

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Waar of niet waar: bewegen kan helpen bij mensen met dementie.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Dementie is geneesbaar .
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Vanaf welk levensjaar is ons brein volgroeid?
A
25
B
21
C
27
D
22

Slide 21 - Quiz

Tussen de 20 en 25 jaar zijn de hersenen biologisch gezien volgroeid. De hersenen groeien niet meer, maar veranderen nog steeds. Tot op hoge leeftijd kunnen er nieuwe verbindingen in de hersenen worden aangemaakt. De wisselwerking met de omgeving speelt daarbij een belangrijke rol: veranderende eisen veroorzaken nieuwe verbindingen. Een volwassene kan dus nog steeds nieuwe dingen leren, al gaat dit wat minder snel dan tijdens de kindertijd.
Het is winter en je ziet buiten in het dorp een oudere dame lopen. Ze oogt verward en heeft zich niet gekleed op de temperatuur buiten. Ze loopt weg richting het buitengebied. Wat zeg jij tegen haar?
A
Dag mevrouw, u loopt de verkeerde kant op. U bent verdwaald hè?
B
Dag mevrouw, mooie dag vandaag hè!
C
Dag mevrouw, waar gaat naartoe? Wilt u naar huis? Zal ik u even helpen?

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Een oudere man heeft koffie gedronken in het café. Toen hij weg wilde gaan, hield de serveerster hem tegen. Ze zei hem dat hij nog niet betaald had. De man was van mening dat hij al betaald had en hield voet bij stuk. Hij voelde zich onterecht behandeld en werd boos. Wat zeg je tegen deze meneer?
A
Goedemiddag meneer, kan ik u misschien helpen?
B
Ik help u wel even
C
De serveerster heeft gelijk. U hebt nog niet betaald

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Je wilt weten of de meneer begrijpt wat er aan de hand is. Wat vraag je aan
deze meneer? Je kijkt hem aan en zegt:
A
Heeft u misschien niet betaald?
B
Volgens mij bent u boos. Klopt dit?
C
Waarom doet u zo boos? Dat is niet netjes

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Kan iemand met dementie nog autorijden?
A
Ja, totdat de persoon zelf aangeeft dat het niet meer wil.
B
Nee, omdat de omgeving het niet meer verantwoord vindt.
C
Ja, maar wel pas na een beoordeling van het CBR met o.a. een rijtest

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel mensen met dementie vertonen onbegrepen gedrag?
A
60-70%
B
70-80%
C
80-90%
D
100%

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Kunnen mensen met dementie nog nieuwe dingen leren?
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer spreek je over dementie op jonge leeftijd?
A
Diagnose gesteld onder 45 jaar
B
Diagnose gesteld onder 55 jaar
C
Diagnose gesteld onder 65 jaar

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Waar of niet waar: het eten van een gekleurd bord draagt eraan bij dat mensen met de ziekte van Alzheimer beter eten?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Hoe vaak komt depressief gedrag voor bij mensen met dementie?
A
Bij 30-40% van de mensen met dementie
B
Bij 40-50% van de mensen met dementie
C
Bij 50-60% van de mensen met dementie

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Ben je tevreden over de antwoorden die je hebt gegeven?
Zijn er nog punten waar je verdieping in gaat zoeken?

Slide 31 - Mind map

This item has no instructions