4.8 Grammatica woordsoorten: vw + psv

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Taaluitdaging
Beschrijf een boek, film, 
tv-serie, toneelstuk, 
musical of game
in precies vijf woorden!

Slide 2 - Slide

Typ hier jouw vijf woorden...

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

Wat je in deze les leert ... 

§4.8 Grammatica woordsoorten

Opfrissen zinsdeel: meewerkend voorwerp
Woordsoort: voegwoord

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Meewerkend voorwerp (mv)
Het mv werkt mee aan het o, wg en lv. Als het zinsdeel begint met aan/voor en je kunt dit voorzetsel weglaten. 

Slide 7 - Slide

Meewerkend voorwerp (mv)

Slide 8 - Slide


                         Uit Ta!ent: meewerkend    voorwerp

Slide 9 - Slide

Benoem de zinsdelen: pv, wg, o, lv, mv

Zij geeft hem een envelop.

Slide 10 - Open question

Oplossing!

Slide 11 - Slide





Paragraaf 4.8

Woordsoorten
benoemen






Slide 12 - Slide



Woordsoort: voegwoord (vw)


Een voegwoord verbindt twee zinsdelen of zinnen met elkaar:
hoofdzin+hoofdzin
hoofdzin+bijzin
bijzin+hoofdzin

Slide 13 - Slide

Hoofdzin+voegwoord+hoofdzin
Twee hoofdzinnen verbind je met de voegwoorden:
en, want, maar ,dus, of

We gaan dit weekend naar het strand of naar de stad.
Voor wiskunde heb ik veel huiswerk, maar voor Engels niet.

Slide 14 - Slide

Hoofdzin+voegwoord+bijzin
Een hoofd- en bijzinnen verbind  je met alle andere voegwoorden: omdat, toen, dat, hoewel + of!!!


Ik begin meteen, omdat ik een taakachterstand heb.
Omdat ik hard ga werken, kan ik  niet buiten afspreken.
Ik hoop dat ik morgen kan komen skateboarden.

Slide 15 - Slide

Het PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD (psv)
verwijst naar één of meer personen. Het psv kent een onderwerpsvorm en een voorwerpsvorm

Slide 16 - Slide

woordsoort: persoonlijk voornaamwoord (psv)
voorwerpsvorm
onderwerpsvorm
Onderwerpsvorm = o
Hij kan geweldig gamen.
Waarom willen jullie meedoen?

voorwerpsvorm = lv en mv of na een voorzetsel
Ik heb haar gebeld (lv)
De docent geeft hem een tien. (mv)
We spraken bij ons af. (na vz)


Slide 17 - Slide

Je gebruikt hen:
  • als het een lijdend voorwerp is. Ik zie hen buitenspelen.
  • na een voorzetsel. Ik geef de boeken aan hen.

Je gebruikt hun: 
  • bij personen in een meewerkend voorwerp zonder voorzetsel ervoor. Hij geeft hun de bos bloemen. 



HEN of HUN?

Slide 18 - Slide

Hen of hun?

Hun boeken leggen ze in de kast
Hij geeft het boek aan hen.
Hij kent hen goed.
Hij geeft hun het boek.

Slide 19 - Slide

Kloppen de zinnen met hen en hun?
ja
sommige
nee

Slide 20 - Poll

Wat?
§ 4.8 Grammatica woordsoorten:  opdrachten 1, 3acde, 4, 5, 6
Hoe?
Online Ta!ent , leerwerkboek + schrift
Hulp?
Boek, theorie online, klasgenoot, Straver
Resultaat?
Huiswerk
Leerdoel?
Woordsoorten: voegwoord, persoonlijk voornaamwoord
Klaar?
Daltontaak, lezen
timer
1:00

Slide 21 - Slide

Wat weet je nu?


Boekkeuze, verwerkingsopdrachten en lezen
Opfrissen hoofdzin en bijzin
Zinsdeel: meewerkend voorwerp

Slide 22 - Slide

Einde van de les

Slide 23 - Slide