(4) Waarom de ene jongere iets heftigs meemaakt en daardoor een angststoornis ontwikkelt, en de andere jongere niet, is de afgelopen decennia veelvuldig onderzocht. Inmiddels is bekend dat er bij de ontwikkeling van een angststoornis meestal sprake is van een opstapeling van risicofactoren, oftewel factoren die een goede ontwikkeling van de jongere bedreigen.
(5) Zo is bekend dat als een kind op jonge leeftijd opvallend veel geremd gedrag vertoont, het risico op een sociale fobie tijdens de adolescentie verhoogd is. Ook blijken eigenschappen als angst- of walgingsgevoeligheid, een erfelijke aanleg en verstoorde cognitieve processen risicofactoren te zijn voor de ontwikkeling van een angststoornis. Jongeren met een angststoornis hebben de neiging onduidelijke informatie als bedreigend te interpreteren.
(6) Dat laatste was het geval bij Hakim. 'Niemand begreep in eerste instantie wat er precies met Nouri was gebeurd. Mijn vrienden konden dat uiteindelijk loslaten; mijn brein ging ermee aan de haal. Ik durfde daar met niemand over te praten: jongens praten niet graag met elkaar over hun gevoel. Laat staan over hun angsten. Uiteindelijk heb ik toch hulp gezocht. Ik heb nog steeds last van paniekaanvallen, maar ik weet nu waarom ik ze heb en hoe ik ermee om moet gaan.'