Spelling H5_V3

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Spelling H5

Leestekens

Jorja zei Steven kan hier pas om zeven uur zijn.

Kon je het woord onmiddellijk goed spellen?

Komma

Dubbele punt

Aanhalingstekens

Komma - rust

voor of na een aanspreking	Jesse, kun je dat bord even op tafel zetten, alsjeblieft?
tussen delen van een opsomming	Ik heb paarden, kippen en koeien.
Tussen twee persoonsvormen	Als je zo zeurt, geef ik het je helemaal niet.
Tussen de hoofdzin en de bijzin, als de delen lang zijn.	Mijn oom kreeg een lintje, omdat hij zich dertig jaar ingezet had als vrijwilliger. Maar: Ik weet zeker dat ik geen lintje krijg.
Voor en achter een bijstelling	Roy, mijn buurjongen van vroeger, speelt tegenwoordig bij PSV.

Dubbele punt - aankondiging

van een citaat	De buurman zei: 'Je mag mijn heggenschaar wel even lenen.'
van een gedachte (geen aanhalingstekens bij gedachten)	De buurman dacht: die buurjongen van mij is een sufferd.
van een opsomming	Klara heeft verschillende boerderijdieren: kippen, koeien, paarden en geiten. Maar: Klara heeft kippen, koeien, paarden en geiten.
van een uitleg of toelichting	Ik wil niet in Amsterdam studeren: het lijkt me een drukke stad.

Aanhalingstekens

Bij citaten	'Luister naar me!' riep tante Bea. 'Ik ga naar huis', zei Jan. 'Zie ik jullie morgen?' 'Je kunt ervan uitgaan,' zei Mel, 'dat ik erbij ben.'
Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis	Kon je het woord 'onmiddellijk' goed spellen?
Als het woord op een speciale manier (bijvoorbeeld spottend) gebruikt wordt.	Toen de halve klas te laat kwam, zei de leraar dat we weer 'lekker op tijd' waren.

Puntkomma

Tussen hoofdzinnen die sterker met elkaar samenhangen dan losse zinnen	Mijn oudste broer wil de Matterhorn beklimmen; dat lijkt me een gevaarlijke onderneming.
Als afsluiting van onderdelen van lange opsommingen die onder elkaar staan. Het laatste onderdeel krijgt als afsluiting een punt.	De dingen die nog op mijn bucketlist staan: - rondtrekken door Azië; - lopen over de Chinese muur; - zwemmen met orka's; - feesten in Miami; - tachtig boeken lezen; - kanoën met krokodillen.

Werkwoordspelling

Quizje!

Pak je telefoon erbij

1. Tegenwoordig ... (geloven) toch niemand meer in sprookjes.

2. Er werd hem ... (beloven) dat hij na het wandelen een ijsje kreeg.

3. Hij luisterde aandachtig, terwijl hij de kat op zijn schoot ... (aaien).

4. Eva ... (kussen) Bob gisteren midden op het schoolplein!

5. Mijn neefje ... (verhuizen) morgen naar Den Haag.

Huiswerk

Maak opdracht 2 t/m 8 op blz 210 t/m 212

Inleveren vrijdag 15 mei via It's Learning