What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Voorzetsels 4e naamval en sterke ww Duits
Vandaag:
Rückblick:
- Sterke werkwoorden
- Sterk werkwoord met de letters A of E in de stam.
Ziele:
Ik weet wat een voorzetsel is.
Ik ken 5 Duitse voorzetsels.
Ik weet wat er gebeurd als er een voorzetsel in de zin staat.
Aufgaben:
Digitale methode
Kontrolle:
Samen de les afsluiten.
1 / 19
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
This lesson contains
19 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Vandaag:
Rückblick:
- Sterke werkwoorden
- Sterk werkwoord met de letters A of E in de stam.
Ziele:
Ik weet wat een voorzetsel is.
Ik ken 5 Duitse voorzetsels.
Ik weet wat er gebeurd als er een voorzetsel in de zin staat.
Aufgaben:
Digitale methode
Kontrolle:
Samen de les afsluiten.
Slide 1 - Slide
Sterk werkwoord?
Voorbeelden?
Slide 2 - Mind map
Sterk werkwoord:
Hoe herken je dat in het NL en DU:
1. De laatste letter van het voltooid dw is een
EN / N
2. In de verleden tijd verandert de klinker
Voorbeeld: lopen --> ik heb gelop
en
Voorbeeld lopen --> Ik
liep
Slide 3 - Slide
Een sterk ww vervoegen: a/ä
Voorbeeld vervoegen: fallen
stam = fall
Ich falle
du f
ä
llst
er/sie/es f
ä
llt
Wir fallen
Ihr fallt
sie/Sie fallen
Slide 4 - Slide
De regel:
Bij de
du-vorm
en de
er/sie/es-vorm
van een sterk werkwoord met de letter
E
in de stam:
1. Korte e-klank (bijv. treffen) --> de letter e wordt een
i
2. Lange e-klank (bijv. stehlen) --> de letter e wordt een
ie
Slide 5 - Slide
Voorbeeld:
Werkwoord helfen (korte klank)
ich helfe
du h
i
lfst
er/sie/es h
i
lft
wir helfen
ihr helft
sie/Sie helfen
Slide 6 - Slide
Voorbeeld:
Werkwoord sehen (lange klank)
ich sehe
du s
ie
hst
er/sie/es s
ie
ht
wir sehen
ihr seht
sie/Sie sehen
Slide 7 - Slide
(jij leest) lesen
A
du lest
B
du list
C
du liest
Slide 8 - Quiz
zij trefft (treffen)
A
sie trifft
B
sie trieft
C
sie trefft
Slide 9 - Quiz
Voorzetsels
Slide 10 - Slide
Duitse voorzetsels met de 4e naamval
NL
DU
door
durch
voor
für
tegen
gegen
zonder
ohne
om
um
Slide 11 - Slide
(zonder) meinen Vater komme ich nicht!
A
gegen
B
ohne
C
für
D
durch
Slide 12 - Quiz
Ich laufe (tegen) die Tür
A
gegen
B
ohne
C
für
D
durch
Slide 13 - Quiz
Duitse voorzetsels
mij
jou
hem
haar
het
ons
jullie
hen
u
NL
DU
door
durch
voor
für
tegen
gegen
zonder
ohne
om
um
4e naamval
Slide 14 - Slide
Durch (door)
für (voor)
gegen (tegen)
ohne (zonder)
um (om)
Voorzetsels: 4e naamval
NL
DU
mij
mich
jou
dich
hem
ihn
haar
sie
het
es
ons
uns
jullie
euch
hen
sie
u
Sie
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Ist das Geschenk (voor mij)?
A
ohne mich
B
für mich
C
gegen dich
D
gegen mich
Slide 17 - Quiz
Ich kann (zonder hem) nicht leben
A
ohne dich
B
um ihn
C
ohne ihn
D
für euch
Slide 18 - Quiz
Aan de slag
Slide 19 - Slide
More lessons like this
Voorzetsels 4e naamval Duits
January 2021
- Lesson with
21 slides
Duits
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 3
Herhaling blz. 66/ 67
March 2021
- Lesson with
20 slides
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Herhalen sterke ww+voorzetsels + nieuw volt. dw
April 2021
- Lesson with
35 slides
Duits
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 3
4T K2 voorzetsels en voornaamwoorden
December 2018
- Lesson with
19 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
2hv - Les 10 - Kapitel 4
November 2021
- Lesson with
31 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
H/V2: W.04 a-ä/wissel
January 2021
- Lesson with
18 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
3 h Gesundheit DU3 L1
October 2024
- Lesson with
26 slides
Duits
Secondary Education
Grammatik Periode 4 MC2
June 2023
- Lesson with
16 slides
Duits
MBO
Studiejaar 2