HAVO 3 semaine 49

H3 semaine 49
A: objectifs de la semaine

C: Le verbe ECRIRE + ex 8a-e
B: à corriger: les devoirs de la semaine dernière (u3 1-6)
E: Menu au choix de la semaine 
weektaak :TOETS U2 : Apprendre 1 tm 5 + ww uit unité 1 / ma u3 : ex  8a-8e

1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

H3 semaine 49
A: objectifs de la semaine

C: Le verbe ECRIRE + ex 8a-e
B: à corriger: les devoirs de la semaine dernière (u3 1-6)
E: Menu au choix de la semaine 
weektaak :TOETS U2 : Apprendre 1 tm 5 + ww uit unité 1 / ma u3 : ex  8a-8e

Slide 1 - Slide

les objectifs
Votre premier cours de la semaine : les corrections, le verbe écrire et vous entrainer pour le test => de eerste les nakijken, het werkwoord schrijven en trainen voor het pw 

Le deuxième cours ; de toets (30 min) ben je klaar? Teken een croissant en een eiffeltoren op de achterkant van je blad. Zonder irritant te krassen natuurlijk
 bien sûr / évidemment/  c'est clair.

Slide 2 - Slide

LIRE Ex 3 - A 1 A /  2 C /  3 A, B/ 4 B, C/ 5 B, C /6 C
B –
Ex 4 -  A 1 Les réseaux sociaux, c’est bien pour développer sa vie sociale.  ontwikkelen
 2 C’est mieux de se connaitre pour avant de devenir amis sur Internet.  elkaar kennen
 3 Notre photo de profil est l’image que nous voulons donner de nous.  het beeld
 4 C’est important de ne pas tout dire, il faut protéger sa vie privée. beschermen
 5 C’est très difficile de faire disparaitre une photo sur Internet. verdwijnen
 6 Est-ce que jouer à des jeux vidéo présente des avantages ?
 voordelen
 7 La vraie vie, c’est la vie avec la famille, à l’école et avec les amis.echt
 8 Grâce à Facebook, on peut discuter en ligne après l’école.
 dankzij

Ex5 .1 De psycholoog Olivier Lebrun wordt geïnterviewd en het gaat over jongeren en sociale netwerken en games.
2 de voordelen/ 3 C
Ex.6 1 Tout cela betekent ‘dat alles’. Het slaat op alles wat jongeren doen op internet (discussiëren, boodschappen, foto’s of video’s posten, computergamen).
2 B
3 Hij antwoordt dat hij denkt van wel, want:  Vaak kennen de jongeren elkaar maar ze zijn geen echte vrienden. Ze gaan door met discussiëren op sociale netwerken.  Ze doen dat anders, ze voelen zich vrijer.
4 a C / b A 1 /  B 2 /  C 3
5 Als anonimiteit wordt gebruikt om andere mensen te pesten of om agressief te zijn, dan is het negatief.
6 a Over les jeunes un peu seuls,  beetje eenzame jongeren.
 b Hij waarschuwt om niet verslaafd te raken.
 c Eigen antwoord, bv Ja, het risico bestaat voor alle jongeren, maar het kan misschien erger zijn voor eenzame jongeren want ze hebben niet of weinig vrienden in het ‘echte leven’.

7 a Dat betekent dat je online minder grenzen, minder beperkingen hebt. Je kunt schrijven wat je
wilt, er is geen leraar of ouder om je te verbeteren.
 b De laatste zin van vraag 2: « Ils se sentent plus libres. »
8 a par exemple
 b Hij geeft het voorbeeld van het posten van foto’s. Als je jaren later een baan zoekt en je toekomstige werknemer vindt een oude gênante foto van jou op internet terug, dan kan dat een probleem zijn.
9 In alinea’s 5 en 6 heeft de psycholoog het niet alleen over voordelen van internet, maar ook over de risico’s en gevaren.
10 Question 2 ils écrivent zij schrijven
 Question 3 on écrit men schrijft/wij schrijven
11 a –
 b 1 réfléchis ne publie pas
 2 ne dis pas
 3 respecte ne publie pas
 4 ne donne à personne
 5 choisis n’utilise pas
 c Advies 1 en 2 vind je terug in alinea 6.
12 Over advies 2.























Slide 3 - Slide


7 a Dat betekent dat je online minder grenzen, minder beperkingen hebt. Je kunt schrijven wat je
wilt, er is geen leraar of ouder om je te verbeteren.
 b De laatste zin van vraag 2: « Ils se sentent plus libres. »
8 a par exemple
 b Hij geeft het voorbeeld van het posten van foto’s. Als je jaren later een baan zoekt en je toekomstige werknemer vindt een oude gênante foto van jou op internet terug, dan kan dat een probleem zijn.
9 In alinea’s 5 en 6 heeft de psycholoog het niet alleen over voordelen van internet, maar ook over de risico’s en gevaren.
10 Question 2 ils écrivent zij schrijven
 Question 3 on écrit men schrijft/wij schrijven
11 a –  b 1 réfléchis ne publie pas
 2 ne dis pas  /  3 respecte ne publie pas  /  4 ne donne à personne /  5 choisis n’utilise pas
 c Advies 1 en 2 vind je terug in alinea 6.
12 Over advies 2.


Slide 4 - Slide

C: LE VERBE ÉCRIRE
présent:
j'écris- ik schrijf
tu écris- jij schrijft
il/elle écrit - hij/zij schrijft
nous écrivons - wij schrijven
vous écrivez- u schrijft/ jullie schrijven
ils / elles écrivent- zij schrijven
 
passé composé 
j'ai écrit- ik heb geschreven
tu as écrit - jij hebt geschreven
il/elle a écrit - hij/zij heeft geschreven
nous avons écrit- wij hebben geschreven
vous avez écrit - jullie hebben geschreven
vous avez écrit - u heeft geschreven
ils/elles ont écrit - zij hebben geschreven
imparfait : 
j'écrivais- ik schreef
tu écrivais- jij schreef
il/elle  écrivait- hij/zij schreef
nous écrivions - wij schreven
vous écriviez - jullie schreven/ u schreef
ils / elles écrivaient- zij schreven
futur simple 
j'écrirai- ik zal schrijven
tu écriras -  jij zult schrijven
il/elle écrira - hij/zij zal schrijven
nous écrirons - wij zullen schrijven 
vous écrirez - u zult schrijven/ jullie zullen schrijven
ils/elles écriront - zij zullen schrijven
faites ex 8a-8d / verbuga

Slide 5 - Slide

écrire : tu ... un mail
A
écrie
B
écris
C
écrires

Slide 6 - Quiz

écrire (elles, p.c)
elles..... une lettre d'amour
A
elles ont écrit
B
elles sont écrits
C
elles a écrit
D
elles ont écrire

Slide 7 - Quiz

écrire (je, imp)
Jadis............. des petits mots à papa,
papa où t'es?
A
j´écrivait
B
j´écrivais
C
j´ai écrit
D
j´écris

Slide 8 - Quiz

écrire/ décrire présent
A
ils décrivent
B
ils écrivons
C
ils écrivens
D
ils écrirent

Slide 9 - Quiz

écrire (nous, imp) une lettre à papa
A
nous écrirons
B
nous avons écrit
C
nous écririons
D
nous écrivions

Slide 10 - Quiz

De passé composé van écrire bestaat uit:
A
onderwerp+avoir+écriré
B
onderwerp+avoir+écrié
C
onderwerp+avoir+écrit
D
onderwerp+avoir+écris

Slide 11 - Quiz

écrire : elle........
A
écrie
B
écrite
C
écrit

Slide 12 - Quiz

vous écrirez un mail au professeur d'allemand
A
u schrijft
B
jullie schreven
C
u zult schrijven
D
jullie zouden schrijven

Slide 13 - Quiz

écrire (présent) : tu ...une lettre à ton ami français
A
écrie
B
écris
C
écrires

Slide 14 - Quiz

Écrire : nous ...
A
écrirons
B
écrivons
C
écrions
D
écrons

Slide 15 - Quiz

On........... (écrire)
passé- composé
A
est écrit
B
a écrit
C
écrivait
D
as écrit

Slide 16 - Quiz

Menu au choix de la semaine : 
* het werkwoord écrire doortrainen met verbuga
* leren voor de toets van morgen
* werken aan de weektaak : ex 8

Slide 17 - Slide