Een ei in een nest is voor een vogel een ................... om te gaan broeden
A
signaal
B
uitwendige prikkel
C
sleutelprikkel
D
inwendige prikkel
1 / 31
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Een ei in een nest is voor een vogel een ................... om te gaan broeden
A
signaal
B
uitwendige prikkel
C
sleutelprikkel
D
inwendige prikkel
Slide 1 - Quiz
Een zeehondenmoeder maakt geluid om haar jong te roepen. Dit is een voorbeeld van een
A
uitwendige prikkel
B
sleutelprikkel
C
signaal
D
ritueel
Slide 2 - Quiz
Met welke term uit de ethologie zou je het gedrag van de watervlooien kunnen omschrijven als zij op willekeurige wijze op zoek zouden gaan naar plekken met een hogere zuurstofconcentratie?
A
Gewenning
B
Inzicht
C
Conditionering
D
Trial and error
Slide 3 - Quiz
De groene kikker heeft een speciaal gedrag in de periode dat ze zich voortplanten. In het voorjaar komen grote groepen mannetjes bij elkaar in de ochtend en in de avond oorverdovend kwaken, de zogenaamde kikkerkoren. Voorbeelden van gedrag zijn: balts en territoriumgedrag. Tot welke soort gedrag behoort het kwaken van kikkers in kikkerkoren?
A
balts
B
balts en territoriumgedrag
C
territoriumgedrag
D
geen van beide
Slide 4 - Quiz
Een koekoek profiteert van het broedzorggedrag van andere vogels. Een koekoeksvrouwtje legt haar ei in het nest van bijvoorbeeld een roodborstje. Het pasgeboren, nog blinde koekoeksjong duwt de eieren of jongen van het roodborstje uit het nest . De vogel die het nest heeft gemaakt, treedt daarna op als pleegouder voor de jonge koekoek. Opmerkelijk is dat een koekoeksvrouwtje haar eieren vrijwel altijd legt in het nest van de pleegoudersoort waardoor zij zelf is grootgebracht. Door welk leerproces leren koekoeken welke soort hun pleegouder is?
A
inprenting
B
imitatie
C
conditionering
D
gewenning
Slide 5 - Quiz
Thema 2
Bs 6: sociaal gedrag
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Sociaal gedrag
Sociaal gedrag is gedrag van soortgenoten naar elkaar. Mensen en dieren hebben sociaal gedrag.
Een prikkel of handeling bij sociaal gedrag heet een signaal.
Slide 8 - Slide
Vormen van Sociaal Gedrag
Slide 9 - Slide
Voortplantingsgedrag
Gedrag: om voort te planten
* Wordt veroorzaakt door hormonen
Balts: overhalen tot paring
Bronst: voortplantingsgedrag bij zoogdieren
Vormen van geritualiseerd gedrag = overdreven voortplantingsgedrag
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Territoriumgedrag
Door een territorium te vormen wordt een zekere hoeveelheid voedsel, vrouwtjes of ruimteveiliggesteld
Territorium vermindert conflicten tussen soortgenoten
Mannetje verdedigt het gebied tegen binnendringende soortgenoten
Dreiggedrag op de grens
Slide 12 - Slide
Dreiggedrag
Dreiggedrag is gedrag bedoeld om indringers te verjagen
Slide 13 - Slide
Conflictgedrag
Motivatie in dier kan groot zijn voor 2 gedragssystemen tegelijk, dan treedt er conflictgedrag op (systemen strijden beiden om voorrang)
oversprong gedrag
Slide 14 - Slide
Overspronggedrag
Niet logisch gedrag, dat een dier laat zien als hij twee soorten gedrag tegelijk wil laten zien.
Voorbeeld: een hond weet niet of hij moet vechten of vluchten.
Daarom gaat hij gapen.
Gapen is in dit geval overspronggedrag
Slide 15 - Slide
Rangorde, pikorde en staten
Conflicten voorkomen
--> Dreig- en imponeergedrag
--> Verzoeningsgedrag
Staten --> taakverdeling
Slide 16 - Slide
Zijn er vragen?
Zijn er vragen?
Slide 17 - Slide
Twee katers die hevig naar elkaar dreigen, gaan plotseling allebei hun vacht schoonlikken. Hoe heet het gedrag dat de katten dan vertonen?
A
Overspronggedrag
B
Verzoeningsgedrag
C
Omgericht gedrag
D
Verzorgingsgedrag
Slide 18 - Quiz
De Magot is een apensoort die voorkomt in Noord Afrika. In het Duitse plaatsje Daun ligt een wildpark dat een ‘Affenschlucht’ heeft ingericht. Dat is een goed omheind stuk bos waarin een groep magots leeft. In dit bos is een breed wandelpad aangelegd vanwaar de bezoekers de apen kunnen observeren. Kort na het uitzetten van de apen lieten ze zich niet zo veel zien, maar tegenwoordig lopen ze over de paden en zoeken contact met de bezoekers. Sommige apen ontwikkelen zich zelfs tot zakkenrollers die eten en andere dingen uit zakken en tassen halen. De jonge apen nemen dit gedrag feilloos over. - Welk leerproces (1.) heeft ertoe geleid dat de apen zich na enige tijd steeds meer lieten zien? - Door welk leerproces (2.) ontwikkelen de jonge apen zich tot zakkenrollers?
Leerproces 1: Gewenning
Leerproces 2: Trial and Error
C
Leerproces 1: Gewenning
Leerproces 2: Imitatie
D
Leerproces 1: Conditionering
Leerprocels2: Trial and Error
Slide 19 - Quiz
Het gedrag van 5 hennen wordt gevolgd en genoteerd in een protocol. De resultaten zijn als volgt: Hen P: loopt rond - pikt T - drinkt - pikt R - pikt voedsel - wacht Hen Q: loopt rond - wacht - pikt voedsel - wacht - drinkt - loopt rond Hen R: wacht - loopt rond - drinkt - pikt Q - pikt voedsel - wacht - loopt rond Hen S: loopt rond - pikt voedsel - pikt R - wacht - loopt rond Hen T: wacht - drinkt - pikt Q - wacht - loopt rond - pikt voedsel Welke hen staat bovenin de pikorde? En welke hen het laagst?
A
Hoogst: hen P
Laagst: hen Q
B
Hoogst: hen S
Laagst: hen Q
C
Hoogst: hen P
Laagst: hen R
D
Hoogst: hen S
Laagst: hen R
Slide 20 - Quiz
Rotganzen trekken in de winter vanuit Siberië naar Nederland en vertrekken eind mei weer naar hun broedgebied. In Nederland leven rotganzen in grote groepen. Eenmaal in Siberië aangekomen, vallen de groepen in paartjes uiteen. Daarmee verandert ook het gedrag ten opzichte van elkaar. Voorafgaand aan de voortplanting vertonen de paartjes daar opmerkelijk gedrag. Hoe heet het gedrag dat de ganzen gaan vertonen zodra ze in paartjes in het broedgebied zijn, voorafgaand aan de paring?
A
territorium gedrag
B
sociaal gedrag
C
balts
D
voortplantingsgedrag
Slide 21 - Quiz
Enkele opmerkingen over bepaald gedrag zijn: I Het gedrag is gericht op soortgenoten. II Het gedrag bestaat uit een aantal handelingen die van tevoren vaststaan. Wat hoort bij een beschrijving van ritueel gedrag?
A
alleen I
B
alleen II
C
geen van beiden
D
I en II
Slide 22 - Quiz
Een boer verjaagt de spreeuwen uit zijn tarweveld door om de minuut een harde knal te laten klinken uit een geluidsinstallatie. Door de knal vliegen de spreeuwen weg. Na verloop van tijd vliegen de spreeuwen niet meer weg wanneer zij de knal horen. Door welk leerproces vliegen de spreeuwen niet meer weg?
A
imitatie
B
gewenning
C
trial and error
D
conditionering
Slide 23 - Quiz
Een rat wordt in het centrum van een doolhof geplaatst. Na een bepaalde tijd vindt de rat de uitgang, waar hij wordt beloond met een stukje kaas. De volgende keer vindt de rat de uitgang in een kortere tijd. Door welk leerproces kon de rat de route in kortere tijd afleggen?
A
inprenting
B
trial and error
C
inzicht
D
conditionering
Slide 24 - Quiz
Hieronder staan drie gegevens: 1 de beschrijving van handelingen 2 afkortingen voor de handelingen 3 het doel van de handelingen 4 de frequentie waarin de handeling optreedt Welke gegevens horen thuis in een ethogram?
A
alleen 1
B
1 en 2
C
1 en 4
D
1, 2 en 4
Slide 25 - Quiz
In een onderzoek naar pikgedrag krijgen kuikens een mengsel van gewone (gele) en gekleurde (rood, groen en oranje) graankorrels aangeboden. Genoteerd wordt welke korrels er opgepikt worden in een bepaalde tijd. Kleur graankorrel Aantal keren dat er naar het graan gepikt wordt in 5 minuten Rood 52 Groen 25 Geel 13 oranje 12 De kleur rood is voor de kuikens:
A
een supernormale prikkel
B
een sleutelprikkel
C
een signaal
D
een uitwendige prikkel
Slide 26 - Quiz
Een hongerige pad kreeg een levende zweefvlieg aangeboden die veel lijkt op een wesp. De pad at de zweefvlieg op. Vervolgens kreeg de pad een levende wesp aangeboden. Toen de pad de wesp wilde verorberen stak de wesp. De pad liet de wesp daarna ongemoeid. Toen de hongerige pad opnieuw een zweefvlieg kreeg aangeboden, reageerde de pad niet. Door welke vorm van leren vermijdt de pad de zweefvlieg?
A
gewenning
B
imitatie
C
inzicht
D
proefondervindelijk leren
Slide 27 - Quiz
In de afbeelding is weergegeven hoe vaak een meeuwenkuiken pikt naar een model van een snavel. Wat is de sleutelprikkel die leidt tot het pik gedrag?
A
de vorm van de snavel
B
de kleur rood
C
een rode vlek op een gele snavel
D
het contrast van rood met een andere kleur
Slide 28 - Quiz
Een jonge kievit gaat gelijk trappelen op een natte dweil. Waarvan is hier sprake:
A
aangeleerd gedrag
B
erfelijk gedrag
C
imitatie
D
speelgedrag
Slide 29 - Quiz
Wat is de FUNCTIE van aangeboren gedrag meestal bij dieren?