Sterke & Zwakke werkwoorden

Sterke en zwakke werkwoorden 

Lesdoel: Ik weet wat sterke en zwakke werkwoorden zijn.
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1-4

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Sterke en zwakke werkwoorden 

Lesdoel: Ik weet wat sterke en zwakke werkwoorden zijn.

Slide 1 - Slide

Het zwakke werkwoord
 verandert NIET van klank in de verleden tijd 

* fietsen -> fietsten
* rennen -> renden
* maken -> maakten 

Ze zijn te zwak om te veranderen.

Slide 2 - Slide

Sterke werkwoorden veranderen wèl van klank in de verleden tijd.

Ze zijn sterk genoeg om te veranderen

 
lopen - liepen

beginnen - begonnen

brengen - brachten

Slide 3 - Slide

Lopen is een
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 4 - Quiz

Rennen is
A
een sterk werkwoord
B
een zwak werkwoord

Slide 5 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?

Jij fietste
A
sterk
B
zwak

Slide 6 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?

Het vliegtuig vloog
A
sterk
B
zwak

Slide 7 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?

De hond blafte
A
sterk
B
zwak

Slide 8 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?

ik sliep
A
zwak
B
sterk

Slide 9 - Quiz

Sterk of zwak?
bijten
A
sterk
B
zwak

Slide 10 - Quiz