This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
§1.2 Hoe word jij beïnvloed?
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Welk begrip hoort niet tot de marketingmix
A
plaats
B
premie
C
personeel
D
promotie
Slide 3 - Quiz
Waarom is het voor het uitvoeren van marketingactiviteiten belangrijk om een grote doelgroep op te delen in verschillende kleinere doelgroepen?
A
De kans is dan groter dat de marketingactiviteiten succesvoller zijn.
B
Het bedrijf kan zijn verkopers dan beter vertellen wat ze moeten doen.
C
Omdat je te weinig personeel hebt.
D
Kleinere doelgroepen zijn altijd beter dan een grote doelgroep.
Slide 4 - Quiz
Wat valt NIET onder marketing?
A
Reclame op tv
B
Flyers
C
Korting
D
Het uitkeren van loon aan werknemers
Slide 5 - Quiz
Om welke P van marketing gaat het? Er zijn veel concurrenten in een stadswinkelcentrum.
A
Prijs
B
Product
C
Plaats
D
Promotie
Slide 6 - Quiz
Twee vriendinnen, Lindy en Manon, gaan naar een mbo-vervolgopleiding. Ze bezoeken een aantal open dagen. De scholen presenteren zich daar heel professioneel. Mbo-scholen gebruiken meerdere instrumenten van de marketingmix om nieuwe leerlingen te werven.
Hieronder staan verschillende instrumenten van de marketingmix met daarboven verschillende uitwerkingen. Sleep het juiste marketing instrument naar de juist uitwerking
De school is actief op Facebook, Twitter en Instagram
De school biedt veel opleidingen op verschillende niveau's
Alle docenten zijn aanwezig tijdens de open dag
De school is makkelijk bereikbaar met openbaar vervoer
Personeelsbeleid
Plaatsbeleid
Productbeleid
Promotiebeleid
Slide 7 - Drag question
Marketingmix
Prijsbeleid
Plaatsbeleid
Productbeleid
Promotiebeleid
Presentatiebeleid
Personeelsbeleid
De kok van restaurant De Gouden Haan koopt alleen verse producten voor zijn gerechten
Adri heeft een snackbar gekocht midden in een woonwijk
Alle werknemers van het bedrijf hebben dezelfde werkkleding aan. Dan zijn ze duidelijk herkenbaar voor de klanten
Anja de Boer zorgt ervoor dat alle artikelen in haar winkel goedkoop zijn.
De winkel ziet er netjes uit.
Alle producten staan overzichtelijk in de schappen
Alle werknemers van het bedrijf hebben dezelfde werkkleding aan. Dan zijn ze duidelijk herkenbaar voor de klanten
Slide 8 - Drag question
Wat betekent beïnvloeden?
A
Het verschil zien tussen eb en vloed.
B
Vloeistoffen verdunnen.
C
Net doen of je nergens van weet.
D
Invloed op iets of iemand uitoefenen.
Slide 9 - Quiz
Wat is geen commercieële beïnvloeding?
A
Coca Cola reclame
B
Jumbo sponsert wielrennen
C
Je neef adviseert je Adidas schoenen te kopen
D
Je mag gratis Fristi proeven in winkelcentrum
Slide 10 - Quiz
A-merk
B-merk
Huismerk
Bekend en vaak duurder
Vaak minder bekend en goedkoper.
Eigen merk van de winkel.
Slide 11 - Drag question
De reclame hiernaast is een....reclame
A
commerciële
B
ideële
Slide 12 - Quiz
Wat is commerciële beïnvloeding?
A
Je wordt beïnvloed door de docenten.
B
Reclame via een poster is commerciële beïnvloeding.
C
Je wordt beïnvloed door vrienden en familie.
D
Je kunt zelf dan moeilijk keuzes maken.
Slide 13 - Quiz
Product beleid
A merken
Huismerken
Slide 14 - Drag question
Wat is commerciële beïnvloeding?
A
Beïnvloeding door
mensen om je heen.
B
Wanneer bedrijven jouw koopgedrag proberen te beïnvloeden.
C
Onder druk producten kopen.
D
De bepaling van jouw koopgedrag.
Slide 15 - Quiz
Welke reclameslogan is een voorbeeld van ideële reclame?
A
Heerlijk, helder, Heineken
B
112, daar red je mensenlevens mee
C
Wij zijn ASR verzekeringen. en wie bent u?
D
Arke.nl
Dacht het wel.
Slide 16 - Quiz
Een A-merk, een B-merk of een huismerk. Bij welke van de 6 P's hoort deze afweging ?
A
Presentatiebeleid
B
Personeelsbeleid
C
Promotiebeleid
D
Productbeleid
Slide 17 - Quiz
Product
Plaats
Prijs
Promotie
Presentatie
Personeel
bereikbaarheid
klantvriendelijk
uitstraling
winkel
verpakking
huismerk
reclame
gratis proeven
aanbieding
korting
plaats in rek
Slide 18 - Drag question
Wat is sociale beïnvloeding?
A
Dat mensen om je heen invloed hebben op je keuze.
B
Dat mensen om je heen een product afraden of aanraden.
C
Dat jij je mening geeft over een product, thuis of bij je vrienden.
D
A, B, C, zijn alle drie goed.
Slide 19 - Quiz
Informatieve reclame
De manier waarop een bedrijf de 6 P's tegelijk gebruikt.
Commerciele reclame waarin productinformatie wordt gegeven.
De mate waarin je met je middelen kunt voorzien in je behoeften.
Productiemiddelen zijn opgeofferd om het product/dienst te maken.
De noodzakelijke behoeften.
De overige behoeften oftewel je kunt ook zonder deze behoeften leven.
De hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen.
Reclame die gedrag van mensen wil beïnvloeden.
Ideële reclame
Welvaart
Primaire behoeften
Marketingmix
Koopkracht
Secundaire behoeften
Schaarse middelen
Slide 20 - Drag question
Wat is MARKETING?
A
Alles wat een bedrijf onderneemt om (meer) te verkopen.
B
Instrumenten die je
gebruikt op de verkoopmarkt.
C
Een methode om
de winst te vergroten.
D
Een engels woord
voor winkel.
Slide 21 - Quiz
Bijna alle bedrijven hebben een website om hun producten te verkopen. Welk marketingbeleid word hier toegepast?
A
Prijs
B
Product
C
Personeel
D
Plaats
Slide 22 - Quiz
Wat betekent marketing?
A
Reclame om het gedrag van mensen te veranderen.
B
Een groep consumenten voor wie een product bedoeld is.
C
Alles wat bedrijven doen om hun product te verkopen.