This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 20 min
Items in this lesson
Herhalingsles tekstverbanden en signaalwoorden
Slide 1 - Slide
TEKSTVERBANDEN
Zorgen ervoor dat
woorden, zinnen en alinea's
met elkaar samenhangen.
Slide 2 - Slide
SIGNAALWOORDEN
Verbinden zinnen of alinea’s met elkaar.
Het zijn woorden die aangeven wat voor verband er tussen de verschillende alinea’s of zinnen bestaat.
Signaalwoorden helpen de lezer, geven structuur aan de tekst en zorgen voor samenhang tussen alinea’s. Welk signaalwoord er gebruikt wordt, ligt aan het soort tekstverband.
Slide 3 - Slide
Hoe herken je verbanden tussen zinnen?
1. Let op de signaalwoorden als je een tekst leest! De signaalwoorden zeggen: Let op! Er komt nu een verband aan.
2. Lees het stukje tekst goed. Onderstreep signaalwoorden.
3. Bedenk steeds: bij welk verband hoort het signaalwoord. Welk verband kan het zijn?
4. Lees de zinnen in de tekst nog een keer. Bedenk of het verband klopt.
Slide 4 - Slide
Tekstverband opsomming
In een zin of een alinea kunnen zaken achter elkaar opgesomd worden. Opsommingen herken je aan een dubbele punt (:), liggende streepjes (-), getallen (1,2,3...) of dots (o)
Signaalwoorden:
ten eerste - ten tweede - bovendien - ook - ten slotte - verder
Slide 5 - Slide
Tekstverband opsomming
Voor het maken van pindakaas heb je nodig: 2 zakken gezouten pinda's, 1 zak ongezouten pinda's en 0,5 dl zonnebloemolie.
De opsomming is: - 2 zakken gezouten pinda's; - 1 zak ongezouten pinda's; - 0,5 dl zonnebloemolie.
Slide 6 - Slide
Tekstverband tegenstelling
In een zin of een alinea kunnen zaken worden genoemd die elkaars tegenstelling zijn.
Signaalwoorden:
tegenover - maar - hoewel - echter - toch -
aan de ene kant... - aan de andere kant ...
Slide 7 - Slide
Tekstverband tegenstelling
Veel mensen willen naar het optreden van Ed Sheeran, maar er zijn maar een beperkt aantal kaarten te koop.
De tegenstelling is:
veel mensen → beperkt aantal kaarten
Slide 8 - Slide
Tekstverband voorbeeld (toelichting)
In een zin of alinea kunnen voorbeelden van zaken gegeven worden.
Signaalwoorden:
bijvoorbeeld - zo - zoals - neem nou - denk aan -
onder andere - ter illustratie
Slide 9 - Slide
Tekstverband voorbeeld (toelichting)
Ik ga graag op vakantie naar warme landen, zoals Aruba, Spanje, Brazilië en Mexico,
De voorbeelden (toelichting) zijn: Aruba, Spanje, Brazilië en Mexico.
Slide 10 - Slide
Maak nu de opdrachten
Slide 11 - Slide
Bij welk verband hoort het signaalwoord MAAR?
Slide 12 - Open question
Bij welk verband hoort het signaalwoord TENSLOTTE ?
Slide 13 - Open question
Bij welk verband hoort het signaalwoord ZOALS?
Slide 14 - Open question
Bij welk verband hoort het signaalwoord BOVENDIEN?
Slide 15 - Open question
Bij welk verband hoort het signaalwoord ONDER ANDERE?
Slide 16 - Open question
Bij welk verband hoort het signaalwoord HOEWEL?
Slide 17 - Open question
Kun jij signaalwoorden vinden in de volgende zin? "Hij heeft veel verschillende soorten films in huis, onder andere de reeks van James Bond en Kuifje."
Slide 18 - Open question
Kun jij signaalwoorden vinden in de volgende zin? "Ten eerste vind ik Amsterdam een mooie stad en verder vind ik het een heel gezellige stad."
Slide 19 - Open question
Wat zijn de bijbehorende verbanden in zin 1?
Slide 20 - Open question
Wat zijn de bijbehorende verbanden in zin 2?
Slide 21 - Open question
Sleep de signaalwoorden naar het juiste tekstverband. Het is niet gelijk verdeeld.
Tegenstelling
Voorbeeld
Opsomming
echter
zo
maar
denk aan
zoals
ook
onder andere
hoewel
Slide 22 - Drag question
Sleep de signaalwoorden naar het juiste tekstverband. Het is niet gelijk verdeeld.
Tegenstelling
Voorbeeld
Opsomming
neem nou
ten slotte
en
verder
toch
denk aan
onder andere
tegenover
Slide 23 - Drag question
Lees de tekst en benoem de verbanden
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
EN
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld (toelichting)
Slide 26 - Quiz
MAAR
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld (toelichting)
Slide 27 - Quiz
OOK
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld (toelichting)
Slide 28 - Quiz
MAAR
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld (toelichting)
Slide 29 - Quiz
ONDER ANDERE
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld (toelichting)
Slide 30 - Quiz
EN
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld (toelichting)
Slide 31 - Quiz
MAAR
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld (toelichting)
Slide 32 - Quiz
Wat weten we nu?
tekstverbanden en signaalwoorden
verbanden
signaalwoorden
opsomming
tegenstelling
voorbeeld (toelichitng)
liggende streepjes (-)
hoewel
daarnaast
maar
dubbele punt (:)
Slide 33 - Slide
Klaar?
Maak de Quizlet over H3 woordenschat. Oefen dit goed voor je toets!
M3 H3 Woordenschat en uitdrukkingen (en de betekenis) NN5e