Par. 4.4 Arbeiders komen op voor hun rechten

Tijd van burgers en stoommachines
De industriële revolutie
par. 4.4 Arbeiders komen op voor hun rechten

1 / 25
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Tijd van burgers en stoommachines
De industriële revolutie
par. 4.4 Arbeiders komen op voor hun rechten

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe en wanneer Nederland een industriële samenleving werd.
  • Je kunt uitleggen wat het socialisme inhoudt en waarom er twee groepen socialisten waren.
  • Je kunt aan de hand van een voorbeeld uitleggen wat een sociale wet is.
  • Je kent de begrippen en jaartallen uit deze paragraaf.

Slide 2 - Slide

Invalshoeken
  • Economisch: 
  • wat zijn de middelen van bestaan? 
  • Denk hierbij bijvoorbeeld jagen en verzamelen, landbouw, industrie. 
  • Hoe komen mensen aan hun inkomsten?
 

Slide 3 - Slide

Invalshoeken
  • Politiek-bestuurlijk: 
  • hoe wordt de samenleving bestuurd? 
  • Wie is de baas? 
  • Welke regels en wetten zijn er?
  • Wie controleert de wetten en wie voert ze uit?
 

Slide 4 - Slide

Invalshoeken
  • sociaal: 
  • dit gaat bijvoorbeeld over de leefomstandigheden van mensen en de verschillende sociale lagen. 
  • Zijn er grote verschillen tussen mannen/vrouwen en arm/rijk? 
  • Leven de mensen in de stad of op het platteland?

Slide 5 - Slide

Invalshoeken
  • cultureel
  • wat denken en voelen de mensen en hoe uitten ze dit?
  • bijvoorbeeld in hun gewoontes en regels, 
  • geloof, 
  • kunst en 
  • wetenschap. 

Slide 6 - Slide

Feit en mening
  • feit: een feit is iets waarover geen discussie bestaat. Als iets in meerdere (betrouwbare) bronnen wordt genoemd, dan mag je aannemen dat het zo gebeurd is.

  • mening: iets wat een persoon vindt, persoonsgebonden en kan dus veranderen.

Slide 7 - Slide

Continuïteit en verandering
  • Continuïteit: dingen blijven (langere tijd) hetzelfde.

  • Verandering: wanneer dingen anders worden.

Slide 8 - Slide

Industriële Revolutie in Nederland (1)
  • Industrialisatie begint vanaf 1850
  • Eerst lichte industrie (textiel, voedsel) daarna zware (machines, schepen)
  • Grondstoffen komen binnen in haven Rotterdam
  • Nieuwe kanalen/wegen/rails
  • Steenkool uit steenkoolmijnen in Limburg
klik

Slide 9 - Slide

Industriële Revolutie in Nederland (2)
  • Kinderarbeid in fabrieken
  • Lonen en arbeidsomstandigheden slecht
  • Armen/zieken/werklozen leven van liefdadigheid
  • Nederland is een klassenmaatschappij

Slide 10 - Slide

Liberalen
  • In de 19e eeuw hadden alleen rijke mannen kiesrecht.
  • Zij stemden op liberalen.
  • Liberalen willen vrijheid en dus zo min mogelijk regels.
  • Beter voor industrie en handel.
  • Daarom deed de overheid bijna niks  aan de slechte leef- en werkomstandigheden.
  • Liberalen vinden (economische) vrijheid belangrijkste!

Slide 11 - Slide

Socialisme
  • Socialisten komen wel op voor de arbeiders.
  • Karl Marx grondlegger.

Slide 12 - Slide

Ideeën van Karl Marx
  • Karl Marx vond het verkeerd dat het kapitaal (geld, land, machines en fabrieken) in handen was van één klasse. 
  • Hij voorspelde een klassenstrijd tussen arm en rijk. 
  • De arbeiders zouden tijdens een revolutie de macht grijpen. 
  • Het privébezit zou worden afgeschaft en al het kapitaal zou voortaan van iedereen zijn. 
  • De klassenmaatschappij zou tot een einde komen en er zou een klasseloze samenleving ontstaan, waarin iedereen even rijk zou zijn.
  • En dan heb je gelijkheid!

Slide 13 - Slide

Sociaal-democraten
  • Gematigde stroming binnen het socialisme.
  • Revolutie en klassenstrijd niet nodig.
  • Niet tegen privébezit.
  • Slechte werk en leefomstandigheden op vreedzame manier verbeteren.
  • Hoe?

Slide 14 - Slide

Sociaal-democraten
  • Bijvoorbeeld door oprichten van vakbonden:
  • Een vereniging van mensen met een bepaald beroep die opkomt voor de rechten van arbeiders en strijdt voor betere werkomstandigheden.
  • Alleen werkomstandigheden dus!
  • Hoe? 
  1. Namens arbeiders onderhandelen over betere werkomstandigheden.
  2. Lukt dat niet: dan staken.

Slide 15 - Slide

Sociaal-democraten
  • Of door het invoeren van sociale wetten.
  • Gaat over de werk en leefomstandigheden!
  • Lastig omdat arbeiders geen stemrecht hebben.
  • Hierdoor nauwelijks socialisten in het parlement.
  • Doel = stemrecht arbeiders!

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Sociale kwestie
  • Het probleem van de armoede en de slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders als gevolg van de industriële revolutie.

Slide 18 - Slide

Sociale kwestie
  • Langzaam verbetering.
  • 1872 een eind aan het verbod op vakbonden.
  • 1874 eerste sociale wet.

Slide 19 - Slide

Sociale wet
  • 1874 eerste sociale wet.
  • Kinderwetje van Van Houten.
  • Verbod op fabrieksarbeid voor kinderen onder de 12 jaar.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Sociale wetten
  • 1901 woningwet
  • Krotten verboden
  • Betere woningen 

Slide 22 - Slide

Sociale wetten
  • 1901 leerplichtwet
  • Kinderen van 6 tot 12 jaar moesten voortaan naar school.

Slide 23 - Slide

SDAP
  • Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP)
  • Opgericht in 1894.
  • In parlement strijden voor kortere werkdagen & hogere lonen.
  • Belangrijk = stemrecht voor de arbeiders.

Slide 24 - Slide

Kiesrecht
  • 1917 kregen mannen actief kiesrecht = recht om te stemmen.
  • 1917 kregen vrouwen passief kiesrecht = recht om gekozen te worden. 
  • 1919 algemeen kiesrecht = mannen en vrouwen mogen naar de stembus.

Slide 25 - Slide