We beginnen bij opdracht 9 op blz. 9. Schrijf goed mee!
Opdracht: Doe opdracht 12 op bladzijde 10.
Cursist A: lees de vraag.
Cursist B: geef antwoord met het woord dat tussen haakjes staat. Maak hele zinnen.
Klaar? Dan lees cursist B de vraag. Cursist A geeft antwoord.