Burgerschap - Politiek ZB

Vak: Burgerschap
Docent Zeynep Batur
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BurgerschapMBOStudiejaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Vak: Burgerschap
Docent Zeynep Batur

Slide 1 - Slide

Wat is de tweede kamer?
A
Een binnenhof
B
Een kamer met vertegenwoordigers
C
Stemmen

Slide 2 - Quiz

Monarchie, Democratie, Oligarchie of Aristocratie?
De farao wordt aanbeden als een god en heeft alle macht in handen
A
Monarchie
B
Democratie
C
Oligarchie
D
Aristocratie

Slide 3 - Quiz

Wat is GEEN taak van de koning?
A
Handtekening zetten onder wetten
B
De troonrede voorlezen
C
Beslissen welke wetten doorgaan
D
ministers benoemen

Slide 4 - Quiz

Wat zijn volksvertegenwoordigers?
A
Tweede Kamerleden
B
Lijsttrekkers
C
Eerste Kamerleden
D
Alle gekozen politici

Slide 5 - Quiz

Wie hebben binnen de bestuursvormen democratie en monarchie de macht?
A
democratie:edelen monarchie: tiran
B
democratie: het volk monarchie: koning
C
democratie: koning monarchie: edelen
D
democratie: tiran monarchie: het volk

Slide 6 - Quiz

De Tweede kamer?
A
50 leden
B
75 leden
C
100 leden
D
150 leden

Slide 7 - Quiz

Nederland is een democratie en een monarchie
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Wat is een democratie?
A
Een bestuursvorm waarin één persoon of een kleine groep mensen de macht hebben.
B
Een bestuursvorm waarbij er geen president is.
C
Een bestuursvorm waarbij alle burgers mogen meebeslissen en iedereen invloed kan hebben.
D
Een bestuursvorm waarin alleen de koning(in) de macht heeft.

Slide 9 - Quiz

welke bestuursvorm heeft Nederland?
A
presidentiële democratie
B
parlementaire democratie
C
formele democratie
D
directe democratie

Slide 10 - Quiz

Wat voor bestuursvorm heeft Nederland?
A
Monarchie
B
Democratie
C
Republiek
D
Theocratie

Slide 11 - Quiz

Bij welke bestuursvorm 'regeert het volk' mee?
Kenmerken van Griekse stadstaten.
A
Aristocratie
B
Tyrannie
C
Monarchie
D
Democratie

Slide 12 - Quiz

Een democratie is een bestuursvorm waarbij....
A
Alleen de koning invloed kan uitoefenen op politieke beslissingen
B
alle burgers invloed kunnen uitoefenen op politieke beslissingen
C
één persoon alle macht heeft
D
de regering invloed kan uitoefenen op politieke beslissingen

Slide 13 - Quiz

Wat is een grondwet?
A
Een wet waarin staat op grond waarvan een rechter iemand kan veroordelen.
B
Een wet waar de grondrechten van de Nederlanders in staan.
C
Een wet waarin staat hoe de overheid met de grond moet omgaan.

Slide 14 - Quiz

Bij een directe democratie beslissen burgers over de wetgeving in het land.

Welk antwoord is juist?
I Een referendum is een volksraadpleging waarbij alle mannen zich kunnen uitspreken over een wet.
II Een referendum bij een directe democratie betekent dat de uitkomst opgevolgd moet worden.
A
I = Juist en II = Juist
B
. I = Onjuist en II = Onjuist
C
I = Juist en II = Onjuist
D
I = Onjuist en II = Juist

Slide 15 - Quiz

Wat is een (indirecte) democratie?
A
Een bestuursvorm met een volksvertegenwoordiging
B
Een bestuursvorm waar 1 iemand de baas is
C
Een bestuursvorm waarin iedereen wat te zeggen heeft.
D
Een bestuursvorm die gebaseerd is op een grondwet.

Slide 16 - Quiz

Hoe is het mogelijk om zowel een monarchie als democratie te zijn?
A
Het volk kiest hun koning zelf
B
De koning heeft eigenlijk geen macht, het volk heeft de meeste de macht
C
De koning regeert samen met het volk
D
De koning regeert namens het volk

Slide 17 - Quiz

Wat is een monarchie?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Een monarchie is een land zonder koning
B
Een monarchie is een land met een koning of keizer.
C
Een monarchie is een land met een grondwet.
D
Een monarchie is een land met een erfelijk troonopvolger.

Slide 18 - Quiz

Athene had een (...) democratie, Nederland heeft een (...) democratie
A
Indirecte, directe
B
Directe, indirecte

Slide 19 - Quiz

Past de constitutionele monarchie binnen de uitgangspunten van een democratie?
A
Ja, want het volk heeft gekozen voor de monarchie en het parlement kan het ook weer afschaffen.
B
Ja, want de politieke macht wordt ingeperkt door de grondwet.
C
Nee, want in een democratie zijn alle bestuurders gekozen.
D
Nee, want een koning heeft geen stemrecht.

Slide 20 - Quiz

Als er niet naar een NEE geluisterd wordt bij een referendum. Dan is een referendum nutteloos.
A
Ja, een referendum is nutteloos
B
Nee, een referendum is zinvol

Slide 21 - Quiz

Een taak van de koning is:
A
Wetten maken
B
Handtekening onder wet zetten
C
Ministers controleren

Slide 22 - Quiz

Wat is de betekenis van het woord?

De beroepsoefenaar

A
het gevoel van tevredenheid
B
iemand die een bepaald beroep uitvoert
C
wat je leert op de werkvloer
D
iemand met wie je een bedrijf hebt

Slide 23 - Quiz

Welke uitspraak over Nederland is juist?

Uitspraak 1: Nederland is een democratie
Uitspraak 2: Nederland is een monarchie
A
Uitspraak 1 is juist, Uitspraak 2 is onjuist
B
Uitspraak 1 en 2 zijn juist
C
Uitspraak 1 is onjuist, uitspraak 2 is juist.
D
Uitspraak 1 en 2 zijn onjuist.

Slide 24 - Quiz

Evaluatie 

Slide 25 - Slide

EINDE

Slide 26 - Slide