mens en zorg formatieve toets thomas

mens en zorg formatieve toets thomas
1 / 34
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

mens en zorg formatieve toets thomas

Slide 1 - Slide

Intra- en extramurale zorg
Intramuraal: zorg ontvangen tijdens een onafgebroken verblijf in een instelling 
Extramuraal: Zorg aan cliënten die niet binnen een instelling verblijven.

Verschillen tussen disciplines in de intra vs extramurale zorg?  

Slide 2 - Slide

Wat is zelfredzaamheid?

Zelfredzaamheid is....
A
Geen mensen om je heen willen hebben
B
Mensen nodig hebben bij dagelijkse dingen
C
Zelf achter je hulpbehoefte komen.
D
Je op eigen kracht zoveel mogelijk redden

Slide 3 - Quiz

Psychogeriatrie is ...
A
Alle psychische ziektes bij elkaar
B
Psychische problemen die zich bij ouderen voordoen

Slide 4 - Quiz

Wat is eerstelijns hulp?
A
Geen verwijzing nodig
B
Huisarts
C
Wel een verwijzing nodig
D
Psychiater

Slide 5 - Quiz

Wat is ambulante zorg?
A
In een ziekenhuis of zorginstelling
B
Buiten het ziekenhuis of zorginstelling
C
Waarbij de zorgverlener naar de zorgvrager komt

Slide 6 - Quiz

Zorg die direct toegankelijk is voor de patiënt hoort bij de …..
A
Tweedelijns zorg
B
Eerstelijns zorg

Slide 7 - Quiz

Wat is somatiek
A
De zorg en behandeling bij een chronische lichamelijke aandoening,
B
De zorg en behandeling bij een chronische hersen aandoening,
C
De zorg en behandeling bij een tijdelijke lichamelijke aandoening
D
Afdeling in de gehandicaptenzorg

Slide 8 - Quiz

Melktanden zijn.... (1p)
A
De eerste tanden die een baby krijgt
B
Kleine tanden
C
Je tanden wanneer je melk gedronken hebt
D
Tanden met een gaatje

Slide 9 - Quiz

Bacterie
Virus
Schimmel

Slide 10 - Drag question

Zichtbare deel van een tand:
Onzichtbare deel van een tand:
Kroon
Snijtand
Hoektand
Wortel
Kies

Slide 11 - Drag question

Hoelang met je je tanden poetsen?
Hoeveel keer per dag moet je je tanden poetsen
Wat is een goede beschermlaag voor je tanden?
Zo heet het geel-witte laagje op je tanden. 
Hoeveel tanden heeft een kind?
Hoeveel tanden heeft een volwassene?
2
Fluoride
20
2
32
Tandplak

Slide 12 - Drag question

Implantaat
Klikgebit
Kunstgebit

Slide 13 - Drag question

Koortslip
Wrat
Gordelroos
Smetuitslag
Luizen
Schimmelinfectie
Schimmel
Parasiet
Bacterie of Gist
Virus

Slide 14 - Drag question

Incubatie tijd
Parasiet
Bacterie
Schimmel
Virus 

Slide 15 - Drag question

Bacterie
Virus
Schimmel
Acne
Wratten
Zwemmers-eczeem

Slide 16 - Drag question

Actieve vs passieve immunisatie
Actief
Passief
eigen lichaam maakt antistoffen
(lichaam zelf actief)
antistoffen worden toegediend
(lichaam passief)
* je lichaam heeft een ziekte doorgemaakt
* door vaccinatie
* antistoffen via moeder (zwangerschap, borstvoeding)
* door een serum (antistof)

Slide 17 - Slide

Natuurlijke actieve immuniteit
Natuurlijke passieve immuniteit
Kunstmatige actieve immuniteit
Kunstmatige passieve immuniteit
Chantal krijg een serum tegen een slangenbeet
Maria krijgt de griep.
Max krijgt een vaccinatie tegen DKTP
De baby van Sanne drinkt moedermelk

Slide 18 - Drag question

29. Versleep de woorden naar het juiste begrip. Dus hoort het bij bacterie of virus of allebei?
Bacterie
Virus
Hier werkt geen antibiotica tegen
Hier werkt wel antibiotica tegen
Ik ben de grootste van de twee
Ik ben een ziekteverwekker
Ik ben soms ook juist hartstikke nuttig
Ik gebruik cellen van het lichaam om zo te kunnen vermeerderen

Slide 19 - Drag question

Tanden wisselen is een voorbeeld van een..
A
Lichamelijke ontwikkeling
B
Geestelijke ontwikkeling
C
Motorische ontwikkeling

Slide 20 - Quiz

Wat is tandplak?
A
Een gaatje in het glazuur
B
Laagje speeksel, voedsel en bacterien op je tanden
C
Laagje door plakkerig voedsel
D
Zuur laagje

Slide 21 - Quiz

Wat is revalidatie?
A
De professionele behandeling om een patient te leren omgaan met zijn ziekte
B
Therapie die ervoor zorgt dat je lichamelijk weer kunt meedoen in de maatschappij
C
De professionele behandeling om tot een functioneel herstel op lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk gebied te komen
D
Een vorm van samenkomen met lotgenoten om te leren omgaan met de moeilijkheden die de ziekte met zich meebrengt

Slide 22 - Quiz

Voorbeelden van tweedelijns zorg zijn ...
A
De huisarts, apotheek en fysiotherapeut
B
Alle specialisten in het ziekenhuis.
C
De tandarts, diëtiste en verloskundige
D
Psychiater, revalidatie en röntgen.

Slide 23 - Quiz

Wat is empathie?
A
Aardig zijn
B
Inlevingsvermogen
C
Niet aardig zijn
D
Gelukkig zijn

Slide 24 - Quiz

Verpleeghuiszorg valt onder de intramurale zorg. Wat is intramurale zorg?
A
Zorg buiten de muren van een instelling
B
Zorg binnen de muren van een instelling
C
zorg voor ouderen
D
zorg in het algemeen

Slide 25 - Quiz

Extramurale Zorg
A
Zorg buiten de muren van een instelling
B
Zorg binnen de muren van een instelling

Slide 26 - Quiz

Revalidatie
A
Je wond moet dicht gaan
B
Opnieuw leren bewegen naar een operatie, ongeluk of ziekte

Slide 27 - Quiz

Wat is een chronische ziekte?
Chronische ziekte: een ziekte die nooit meer overgaat
Bijvoorbeeld:
Asthma, reuma, suikerziekte

Slide 28 - Slide

GOED
FOUT
Suikerziekte gaat nooit over
Een chronische ziekte gaat over als je ouder wordt
Griep is een chronische ziekte

Slide 29 - Drag question

Virusziekte 
Bacteriële ziekte
Chronische ziekte 
Waterpokken 
Krentenbaard
Astma 

Slide 30 - Drag question

Aangeboren
Ouderdomsziekte
Verworven aandoening
Hazenlip
Open schedel
Syndroom van down
Infectie ziekte
Corona
Pfeiffer
Hart- en vaatziekten
Botontkalking
Alzheimer

Slide 31 - Drag question

Hieronder staan verschillende ouderdomsziektes. Sleep de juiste ziekte naar de bijbehorende omschrijving. 
Meneer de Vries heeft last van pijnlijke gewrichten.
Mevrouw Zoubin moet elke dag letten op de hoeveelheid glucose die zij binnen krijgt met eten.
Mevrouw Bergsma trilt heel erg. Ze loopt voorovergebogen met kleine pasjes.
Meneer Pieters weet niet meer hoe zijn eigen zoon heet.
reuma
dementie
suikerziekte
ziekte van Parkinson

Slide 32 - Drag question

Wat is ergonomie
A
Dat zijn dingen die te maken hebben met geld
B
Werken met de juiste houding
C
Werken met machines
D
Werken met alarmsystemen

Slide 33 - Quiz


1. Beschrijf hoe de toets ging?
2. Heb je de casus van Daphne en Thomas afgekregen?
3. Noem een onderdeel wat je nog lastig vindt?

Geef antwoord op de volgende 3 vragen

Slide 34 - Open question