Herhalingsles H2

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

Sparen, lenen

& beleggen

Herhalingsles H2

Planning

• Herhaling 2.1 + 2.2
• opdrachten maken
• herhaling 2.3 + 2.4
• opdrachten maken

2.1 Budgetteren kun je leren

Welke 3 soorten uitgaven zijn er?

2.1 Budgetteren kun je leren

Welke 3 soorten uitgaven zijn er?

• Dagelijkse uitgaven
• vaste lasten
• incidentele uitgaven

2.1 Budgetteren kun je leren

Waar staat NIBUD voor en wat doen ze?

2.1 Budgetteren kun je leren

Waar staat NIBUD voor en wat doen ze?

• Nationaal instituut voor budgetvoorlichting.
• advies over geldzaken

2.1 Budgetteren kun je leren

Wat is budgetteren?

2.1 Budgetteren kun je leren

Wat is budgetteren?

• Op elkaar afstemmen van je inkomsten en uitgaven

• begroting -> overzicht

• Reserveren voor grote incidentele uitgaven

Checkvraag:
Welke 3 soorten uitgaven zijn er?

2.2 Geld moet rollen!

Wat voor soort geld is contant geld?

Wat voor soort geld is de pinpas?

2.2 Geld moet rollen!

Wat voor soort geld is contant geld?

Wat voor soort geld is de pinpas?

chartaal geld

Giraal geld

2.2 Geld moet rollen!

Welke 3 geldfuncties zijn er?

2.2 Geld moet rollen!

Welke 3 geldfuncties zijn er?

• Ruilmiddel -> kopen
• spaarmiddel -> sparen voor later
• rekenmiddel -> waarde vast stellen

2.2 Geld moet rollen!

Banken bemiddelen tussen het aanbod van geld en de vraag naar geld

Aanbod -> sparen hiervoor krijg je rente

vraag -> lenen, betaal je rente

De rente beïnvloed de vraag en het aanbod naar geld.

2.2 Geld moet rollen!

De rente beïnvloed de vraag en het aanbod naar geld.

hoge rente -> meer sparen

lage rente -> meer lenen

Europese centrale bank (ECB) -> basis rente 

inflatie onder controle

Checkvraag:
Welke 3 geldfuncties zijn er?

Opdrachten maken

plusopdrachten bladzijde 60

2.1 -> opdracht 2+ 4

2.2 -> opdracht 6 + 7

2.3 Ga je sparen of beleggen?

Welke 3 spaarmotieven zijn er?

2.3 Ga je sparen of beleggen?

Welke 3 spaarmotieven zijn er?

• sparen voor doel
• sparen uit voorzorg
• sparen voor rente

2.3 Ga je sparen of beleggen?

Rente kan vast of variabel zijn.

koopkracht van je spaargeld is afhankelijk van de inflatie

inflatie hoger dan spaarrente, dan daalt de koopkracht

2.3 Ga je sparen of beleggen?

Beleggen -> je koopt iets waarvan de waarde gaat stijgen

Verdient -> rendement

aandelen -> deel mede-eigenaar -> dividend

obligaties -> geld uitlenen aan bedrijven of de overheid

cryptomunten -> waarde kan snel stijgen en dalen

Checkvraag:
In wat kan je beleggen? Noem er 3.

2.4 Wie leent maakt schulden

Welke leenmotieven zijn er?

2.4 Wie leent maakt schulden

Welke leenmotieven zijn er?

• Tijdelijk geldtekort 
• Dure aankoop niet willen uitstellen
• Onverwachts geld nodig
• Je koopt een huis

2.4 Wie leent maakt schulden

Geld lenen kost geld

aflossen + rente

kredietkosten = rente en soms administartiekosten

2.4 Wie leent maakt schulden

Krediet is lenen bij de bank.

Verschillende reden voor het lenen van krediet

Zoals het kopen van een huis, auto of meubels

Bekijk het filmpje

2.4 Wie leent maakt schulden

Niet lenen bij de bank maar bij een bedrijf.

koop op afbetaling-> betaal je aankoop in gedeeltes terug

private lease-> sluit een contract af en betaald een maandelijks bedrag. 

Na afloop van het contact kun je het voor een goedkopere bedrag kopen. 

Checkvraag:
Welke drie kredietvormen zijn er?

Opdrachten maken

plusopdrachten bladzijde 63

2.3 -> opdracht 8 + 9 

2.4 -> opdracht 12 + 13

Klaar? -> maak de overige opdrachten van de plusopdrachten