4 BB/KB paragraaf 2.2

Hoofdstuk 2
Geld genoeg?
2.1 Budgetteren kun je leren?
2.1 Welke inkomsten en uitgaven heb je? (BB)
2.2 Geld moet rollen (BB 2.3)
2.3 Ga je sparen of beleggen?
2.2 Hou jij het overzicht (BB)
2.4 Wie leent, maakt schulden

1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 2
Geld genoeg?
2.1 Budgetteren kun je leren?
2.1 Welke inkomsten en uitgaven heb je? (BB)
2.2 Geld moet rollen (BB 2.3)
2.3 Ga je sparen of beleggen?
2.2 Hou jij het overzicht (BB)
2.4 Wie leent, maakt schulden

Slide 1 - Slide

Gebruik van geld
Drie functies van geld;
Ruilmiddel, als je iets koopt

Rekenmiddel, als je de waarde van iets moet berekenen
Spaarmiddel, geld opzij zetten voor later

Slide 2 - Slide

Hoe kan ik betalen?
  • contant (Chartaal geld)
  • muntgeld en papiergeld
  • elektronisch (Giraal geld)
  • contactloos met pinpas, telefoon of smartwatch
  • online overmaken (bank-app, iDEAL, Tikkie)
  • creditcard

Slide 3 - Slide

Voor- en nadelen
  • Elektronisch betalen is:
  • veiliger, schoner, makkelijker dan betalen met contant geld.

  • Bij elektronisch betalen geef je gemakkelijk te veel geld uit.
  • Check daarom regelmatig je saldo = het bedrag op je bankrekening.


Slide 4 - Slide

Geld tekort 
Als uit je begroting blijkt dat je meer inkomsten hebt dan uitgaven dan heb je een begrotingsoverschot. Zijn je uitgaven hoger dan je inkomsten dan heb je een begrotingstekort.

Slide 5 - Slide

Welke redenen kun je hebben om te sparen?
Voor een doel, om na een tijd iets duurs te kopen
Voor de rente, wanneer de rente laag is zullen er weinig mensen sparen
Uit voorzorg, voor onverwachte uitgaven

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Koopkracht van je spaartegoed?
Dit is afhankelijk van de rente en de inflatie
Nominale rente 

Reeële rente



Waarmee de bank rekent, je spaarrekening neemt hierdoor toe!
Nominale rente gecorrigeerd met de inflatie

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Slide

De rol van de bank
Banken bemiddelen tussen het aanbod van geld en de vraag naar geld.



De rente bij lenen is hoger dan de rente bij sparen. Het verschil tussen deze rentes is winst voor de bank.  (rente is de prijs)











Aanbod van geld
komt van spaarders, de bank betaalt rente als vergoeding
Vraag naar geld
komt van gezinnen en bedrijven
die geld willen lenen, zij betalen rente.

Slide 12 - Slide

Wat doet de ECB?
  • De ECB (Europese Centrale Bank) is de centrale bank voor de eurozone.
  • De ECB bepaalt de basisrente.
  • Is de rente hoog, dan sparen we meer en lenen we minder.
  •  ->We geven dan minder uit.
  • Is de rente laag, dan sparen we minder en lenen we meer.
  •  ->We geven dan meer uit.


Met de basisrente houdt de ECB de inflatie onder controle.
Als de inflatie hoger is dan je loonstijging, dan daalt je koopkracht.


Slide 13 - Slide

Wat kan de ECB doen?

  • Met de basisrente houdt de ECB de inflatie onder controle.
  • Als de inflatie hoger is dan je loonstijging, dan daalt je koopkracht.


Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Leerdoelen van vandaag:
  • Ik kan de drie spaarmotieven noemen en herkennen.
  • Ik kan de enkelvoudige rente berekenen.
  • Ik kan de samengestelde rente berekenen.
  • Ik weet wat het gevolg van inflatie is voor mijn spaargeld.
  • Ik kan kenmerken van beleggen noemen.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide