This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
H5 Is er werk voor jou?
% -> afronden op 1 decimaal
€ -> afronden op 2 decimalen
Denk aan je berekening!
Slide 1 - Slide
wat betekent CAO en wie sluiten deze af?
A
Communicatie Arbeid Onderzoek
Vakbonden
B
Collectieve Arbeids-overeenkomst
Vakcentrales
C
Collectieve Arbeids-overeenkomst
Vakbonden
D
Commando Airstrike Operation
Leger
Slide 2 - Quiz
Een werknemer is
A
iemand die in loondienst werkt
B
een ZZP'er
(zelfstandige zonder personeel)
C
betaalt de salarissen
D
ontvangt een loon of salaris
Slide 3 - Quiz
Bereken het nettoloon. Brutoloon: €1480 en de inhoudingen zijn 18% van het brutoloon. Schrijf je berekening op.
Slide 4 - Open question
Welke uitspraak over het minimumloon is juist? Het minimumloon is:
A
het laagste loon in een bedrijf.
B
het loon dat je minimaal moet ontvangen als je werkt.
C
.het loon na belastingen en premies
D
een ander woord voor de bijstand.
Slide 5 - Quiz
Niet-beroepsbevolking 3.109.000 Totale beroepsbevolking 7.215.000 Werkzame beroepsbevolking 6.560.000 --> Hoeveel % van de beroepsbevolking was werkzaam?
Slide 6 - Open question
Wat is de beroepsbevolking?
A
Groep personen tussen 15 en 75
B
Groep personen tussen 15 en 65
C
Alle werkende en niet werkende mensen
D
geen van bovenstaande antwoorden
Slide 7 - Quiz
Arbeidsparticipatie is
A
Het percentage van de mensen die werkt
B
Het aandeel die mensen hebben in bedrijven
C
De hoeveelheid mensen die vrijwilligerswerk doen
D
Het percentage dat tot de beroepsbevolking behoort
Slide 8 - Quiz
Sleep de banen naar de juiste bak
Uitvoerende functie
Leidinggevende functie
Supermarktmanager
Vakkenvuller
Tandarts
Automonteur
Slide 9 - Drag question
Tom krijgt dividend. Wat is dividend?
A
De verkoopprijs van aandelen
B
De winstuitkering voor aandeelhouders.
Slide 10 - Quiz
Sander Hemony heeft 20 jaar als manager gewerkt. Hij verdiende € 2.284 per maand. Per 1 januari is Sander ontslagen omdat het bedrijf is gesloten.
Op de site van het UWV vindt hij de volgende informatie: De eerste 2 maanden is uw WW-uitkering 75% van uw brutoloon, daarna 65%. Bereken hoeveel Sander in het eerste jaar na zijn werkloosheid in totaal aan WW-uitkering ontvangt als hij geen nieuw werk vindt
Slide 11 - Open question
Koppel de eigenschappen en ondernemingsvormen
Eigenaren moeten het eens zijn voordat je je aandelen mag verkopen
ZZP'ers hebben deze ondernemingsvorm
Aandelen kunnen worden gekocht op de beurs
Meerdere eigenaren die allemaal zelf aansprakelijk zijn.
Eenmanszaak
VOF
BV
NV
Slide 12 - Drag question
Een arbeidsovereenkomst is een
A
afspraak tussen de werkgever en werkgever.
B
papier waarop staat hoeveel pauze je hebt.
C
diploma om te mogen werken.
D
document met de arbeidstijden.
Slide 13 - Quiz
Conjuncturele werkloosheid
Structurele werkloosheid
Frictie-werkloosheid
Seizoen-werkloosheid
Regionale werkloosheid
Tussen twee banen
Bepaald deel van het jaar
In bepaalde gebieden
Door een daling in koopkracht
Door technologie
Door een opleiding die niet geschikt is
Slide 14 - Drag question
Hoe kun je van ongeschoold naar geschoold werk gaan?
A
Solliciteren
B
Vacature
C
Werken
D
Scholing
Slide 15 - Quiz
Het UWV kan
A
je WW-uitkering regelen en kan je helpen aan een baan.
B
niet zoveel.
C
je ontslaan als je daar niet werkt.
D
iets met bowlingballen.
Slide 16 - Quiz
Wat is een vakbond?
A
Een organisatie die opkomt voor de belangen van werkgevers.
B
Een organisatie die opkomt voor de belangen van rijken.
C
Een organisatie die opkomt voor de belangen van armen.
D
Een organisatie die opkomt voor de belangen van werknemers.
Slide 17 - Quiz
Wat is een arbeidsmarkt?
A
Dat zijn alle mensen die werk zoeken.
B
Dat zijn alle mensen die werken of werk zoeken en alle banen en vacatures bij bedrijven.
C
Dat zijn alle mensen die werken.
D
Dat zijn alle mensen die werken of werk zoeken
Slide 18 - Quiz
In een land zijn 240.000 werklozen. Dit is 8% van de beroepsbevolking. Hoe groot is de beroepsbevolking?
Slide 19 - Open question
Een bedrijfstak ......
A
is de productieweg binnen een bedrijf.
B
zijn de bedrijven waarmee een bedrijf handelt.
C
geeft aan welke bedrijven in de productieweg voorkomen.
D
zijn alle bedrijven die eenzelfde soort product maken.
Slide 20 - Quiz
Regionale
Structurele
Conjuncturele
Frictie
Seizoens
Slide 21 - Drag question
Je betaalt belasting en premies over je inkomsten.
Je doet vrijwilligerswerk.
=
Je betaalt geen belasting over je salaris
=
Zwart werk
Grijs werk
Wit werk
Slide 22 - Drag question
Wat is een van de taken van het UWV
A
Het UWV kijkt of je recht hebt op een nieuwe baan.
B
Je kijkt of je recht heb op een UWV-uitkering.
C
Het UWV kijkt of je recht hebt op loon.
D
De UWV helpt je met het zoeken van een nieuwe baan.
Slide 23 - Quiz
Er zijn verschillende redenen om te gaan werken. Geef vier voorbeelden van arbeidsmotieven
Slide 24 - Open question
I: Voor geschoold werk heb je een diploma nodig II: Vakkenvuller is een voorbeeld van ongeschoold werk.